Op deze foto zien we de distributie van rookwaren in Bilthoven. Dat gebeurde met het gebruik van een rokerskaart, waarvan we hieronder een voorbeeld zien. De kaart kostte twee cent en bij iedere aankoop werd er een hokje ongeldig gemaakt. (Collectie NIOD.)

 

Meer informatie

Terwijl het leven in de oorlog moeilijker werd en de behoefte aan sigaretten groeide, waren rookwaren toch veel moeilijker te krijgen. Door de oorlog konden de fabrieken geen tabak meer aanvoeren uit Nederlands Indië en de Verenigde Staten. Nieuwe aanvoer moest uit Italië komen en uit de recent veroverde gebieden Frankrijk, Algerije, Rusland en de Balkanlanden, maar die aanvoer was minder en van slechtere kwaliteit.

Van de geslonken productie eisten de Duitse autoriteiten een deel op voor het leger en voor de Nederlandse Arbeidsdienst: eerst twee vijfde, later een kwart. In 1943 kregen de sigarenwinkels in vergelijking met vóór de oorlog nog maar 6% van de sigaren en 22% van de sigaretten aangeleverd.

In april 1942 werden de sigaretten en sigaren op de bon gedaan. Iedereen kreeg in principe de keuze uit een rokerskaart of een snoepkaart. Rokerskaarten werden uitgegeven aan mannen boven de 18 jaar, maar vrouwen moesten 25 jaar zijn om sigaretten te krijgen; bovendien kregen ze maar een kwart van de hoeveelheid. En de kwaliteit waas erg achteruit gegaan.

Mevrouw Van Bodegraven uit Bilhoven schreef in 1942:

14 maart: Het is vechten om een koekje, sigaar, sigaret of tabak. De politie moet er bij te pas komen. Voor veel mannen is het een reuze strop en voor oude mannen is het heel wat. Ze kunnen het niet verzetten dat ze niets te roken hebben. Er wordt wel veel gesmokkeld, maar tegen zulke hoge prijzen dat het lang niet voor een ieder te betalen is.

8 april: Pa en nog vele anderen roken tegenwoordig in hun pijp kamille. Ze kunnen geen tabak meer krijgen en 5 sigaren in de week. Er komen nu rokerskaarten, dat een ieder per week zijn portie krijgt, het wordt gedistribueerd.  Natuurlijk als het komt zullen ze lang niet kunnen aandampen.

De sigarettenmerken werden samengevoegd tot het merk Consi (Concentratie Sigarettenindustrie), maar dat werd door de gebruikers uitgelegd als Cigaretten Onder Nationaal Socialistische Invloed. Tienduizenden Nederlanders teelden zelf tabak, maar ook daarvan was de kwaliteit slecht. Nog viezer was de surrogaattabak. Anderen maakten sigaretten van peukjes.

Ter afsluiting een stukje humor:

Een jongetje heeft tien peukjes. Van drie peukjes kan hij één sigaret draaien. Vraag: hoeveel sigaretten kan hij daarvan roken?

Antwoord: Vijf. Uitleg: Hij rolt eerst 3 sigaretten en houdt daarvan 3 peukjes over. Hiervan fabriceert hij sigaret nummer 4. Blijft over: 1 peukje. Hij heeft nog 1 van de oorspronkelijke 10 peukjes en leent nu een derde peukje van een vriendje. Hij rookt zo sigaret nummer 5 en geeft het peukje daarvan eerlijk aan zijn vriendje terug.

DAB

U bevindt zich op de rondleiding over de Tweede Wereldoorlog.
Voor het vervolg klik HIER.

Literatuur:

L. de Jong, het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog dl 7 1e helft p. 113-116.

Website Hinkepink (De bijnaam van Seyss Inquart): https://www.hinkepink.nl/1384578.htm

De oorlogsdagboeken van mevrouw Van Bodegraven deel 6 – 25 februari t/m 23 mei 1942, in: De Biltse Grift maart 2013.