Zoals in meer gemeenten in de provincie Utrecht was in Maartensdijk de benoeming van de opvolger van M. J. Eyck van Zuylichem in 1847 een familiezaak. De zoon Frans Nicolaas Marius volgde zijn vader op. Ook in de gemeente De Bilt zien we niet alleen burgemeesters van adel maar ook een zelfde familie (de Van Boetzelaers) lang invloed houden. Foto: Frans Nicolaas Marius Eyck van Zuylichem circa 1865. (RKD Iconografisch bureau ‘s-Gravenhage)
Op de raadsvergadering van 12-4-1847 kwam de sollicitatiebrief van Frans Eyck van Zuylichem aan de orde. De raad gaf een ‘favorabel advies’. Eyck (1806 – 1876) had zelf geschreven dat hij nu hij veertig jaar oud en gehuwd was, niet langer werkloos wilde zijn. Hij had rechten gestudeerd en had in 1830 vrijwillig, hoewel hij enig kind was, dienstgenomen in het leger om te vechten tegen de in opstand gekomen Belgen. Verder had hij zijn vader bijgestaan bij het beheer van het omvangrijke landgoed. In de afgelopen jaren had hij zich ook tot een verdienstelijk architectuurhistoricus ontwikkeld met grote kennis omtrent de Romaanse kerkbouw in de Lage Landen.
Als burgemeester kreeg hij met diverse zaken te maken. Hij moest beslissen over de aanschaf van ijzeren staven voor het meten van hooibroei en het afschaffen van vrij bier drinken na het oefenen met de brandspuit. Meer aandacht vroegen de in 1865 uitgebroken veepest en de cholera die in 1866 de kop op stak. De laatste besmettelijke ziekte heeft in Maartensdijk en aangrenzende gemeenten relatief weinig dodelijke slachtoffers gemaakt, zeker als je het vergelijkt met de dodental in de stad Utrecht. Wel was er strengere controle op het waterpeil in de sloten en vaarten. Ernstiger was in de agrarische gemeente Maartensdijk de uitbraak van de veepest.
In 1863 kreeg het dorp Maartensdijk via de haltes Blaucapel en Groenekan aansluiting op het landelijke spoorwegnet via de spoorverbinding Utrecht-Amersfoort, die was aangelegd door de Nederlandsche Centraal Spoorweg Maatschappij,.
Financieel ging het de gemeente minder goed. Er was een lang lopende lening uitgeschreven, waarop een aantal notabelen, waaronder de burgemeester, had ingetekend. In mei 1867 meldde de gemeenteontvanger aan de raad hoeveel geld er was toegezegd en welke de bedragen al gestort waren. Op die lijst stond ook de naam van de burgemeester.
Eyck nam de aantekening dat nog niet al het door hem beloofde geld was gestort, hoog op. Hij weigerde de raadsvergaderingen bij te wonen en eiste het ontslag van de gemeenteontvanger. Bemiddelingen hielpen niet. Opvallend is dat de ontvanger eervol ontslag kreeg per 1 september en dat de burgemeester op 5 oktober 1867 hetzelfde overkwam. Hij keerde later wel terug in de raad. Zijn opvolger was Willem Twiss, een grootgrondbezitter uit Groenekan.
PvH
Over zijn werk als architectuurhistoricus klik HIER.
Literatuur:
RHC Vecht en Venen, Breukelen, archief Gemeente Maartensdijk, inv. nr. 1019, nrs 4 en 5.
HUA Provinciaal Archief Utrecht, inv. nr. 79, 6953, Algemeen bestuur, 1862-1869.
S. Muller Fzn., “Mr F.N.M. Eyck van Zuylichem’, Nederlandsche Spectator, 1876, p. 191-194