Jaren lang had een ieder zijn werkstukken in de portemonnee. Dat is een bijzondere constatering maar hij berustte op waarheid want Wienecke ontwierp bij de Koninklijke Nederlandse Munt verschillende series munten. Belangrijke ontwerpen van zijn hand waren de Hermelijnenmantel, geslagen van 1910 – 1925, en de serie Opgestoken haar, geslagen van 1921 – 1945, en ook het rijwielbelastingplaatje van 1936. Maar hij kon meer, zoals te zien is op bovenstaande foto. Deze gedenksteen werd in 1932 door de burgers van de gemeente de Bilt bij het betrekken van het nieuwe gemeentehuis Jagtlust aan het gemeentebestuur geschonken. De gedenksteen is nog altijd in het gemeentehuis te zien en wel naast de trap op de begane grond, rechts van de lift. (Foto met toestemming uit Karel Beesemer, JAGTLUST, van middeleeuwse kloosterboerderij tot eigentijds gemeentehuis, de Bilt, 2000). Wienecke woonde vele jaren in Bilthoven.
Johannes Cornelis Wienecke werd op 24 maart 1872 geboren in Heiligenstadt in de Duitse deelstaat Thüringen. Hij overleed op acht november 1945 in Apeldoorn. Zijn vroegste jeugd bracht hij door in Oosterbeek, maar na het overlijden van zijn vader verhuisde hij samen met zijn moeder naar Amsterdam. Hier bezocht hij met weinig succes de H.B.S.. Op een goede dag besloot zijn moeder zijn werk te laten zien aan Bart van Hove, een medewerker van de bekende kunstnijverheidsschool Quellinusschool. Deze onderkende het talent van de jongen maar zei: Aanleg is niet genoeg; ijver, vlijt, volharding en techniek maken de meester.
Wat Wienecke in Amsterdam leerde, is het technisch fundament waarop hij in Antwerpen, Brussel en Parijs verder bouwde. In deze periode ging het nog om beeldhouwen maar in Parijs ontdekte hij in 1899 in het Musée du Luxembourg vitrines met munten en daar was hij niet meer weg te slaan. Toen de Rijksmunt een tweede stempelsnijder vroeg, deed hij een gooi naar de baan. Hij werd aangenomen en door minister van Financiën Pierson nog een jaar naar Parijs gestuurd om de kunst van het maken van penningen te leren bij Henri Auguste Jules Patey, graveur général des monnaies, de eerste medailleur van Franrijk en chef van de kunstateliers van de Franse Munt, het Hotel des Monnaies.
Op 1 juli 1900 begon hij aan een loopbaan bij de Munt, die zo’n twintig jaar zou duren. Naast het werken voor de Munt mocht hij als de tijd het toeliet ook opdrachten van anderen aannemen. Het resultaat was dat een grote hoeveelheid penningen en munten maar ook andere objecten het licht zagen.
In 1920 schreef de minister van Financiën in zijn toelichting op de begroting van de Munt voor 1921 dat de functie van stempelsnijder moest worden opgeheven. Hierover ontstond veel kabaal zowel in het parlement als ook in de pers als ook bij les Amis de la Medaille d’Art. In het Café Hollandais werd een heuse protestbijeenkomst belegd en in de Tweede Kamer werden bij de behandeling van de wet vragen aan de minister gesteld. Ook werd in kunstzaal Kleykamp in den Haag een tentoonstelling van zijn medailleerwerk ingericht om zijn artisticiteit te tonen. Het Handelsblad schreef over deze tentoonstelling: Men krijgt hier een indruk van de plaats, die Wienecke in onzen tijd inneemt als artistiek historieschrijver van ons land.
De ambtelijke machine was echter niet meer te remmen en Wienecke verliet met eervol ontslag de Munt. Bij zijn vertrek kreeg hij een wachtgelduitkering mee van 6000 gulden per jaar. Van alles wat hij meer verdiende, moest hij 50% afstaan aan de Munt. Na zijn officiële vertrek bij de Munt werkte hij voor verschillende opdrachtgevers maar vooral voor N.V. Nederlandsche Fabriek van Gouden en Zilveren Werken Gerritsen en van Kempen in Zeist. Voor deze organisatie ontwierp hij o.a. plaquettes en herdenkingspenningen zoals de sportpenningen 1930, de standpenning in brons ter gelegenheid van het aanstaande huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bernard maar ook het Colijnlepeltje 1936.
Ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag ontving hij thuis Albert Kuyle, journalist voor het Algemeen Handelsblad, die Bilthoven als volgt omschrijft; Bilthoven heeft niets van Laren en niets van Bergen. Het is een uiterst net forensendorp, zonder kern en zonder karakter, een tuinwijk tussen het grove dennenbestand. En men zoekt er dan ook geen kunstenaar… Toch woonde Wienecke vele jaren met plezier in Bilthoven aan de Soestdijkseweg 203 waar hij achter zijn huis een atelier had.
EvdV
Literatuur:
Pelsdonk, M.A. et al, Johannes Cornelis Wienecke 1872 -1945, Medailleur en stempelsnijder, Herent België, 2017.
Vreedenburgh, C.J.C. Wienecke en zijn werk, Haarlem, 1914.
Delpher, Algemeen Handelsblad 22 maart 1942, Een leven in Brons door Albert Kuyle.