In de bundel Nieuwe Coupletten om voor te dragen bij alle gelegenheden staat als eerste nummer De Boer van de Bilt. Het is een voordracht over een Biltse boer die zich in het leger bevindt. Deze wordt ingeleid door een monoloog. Aansluitend volgt een lied over diezelfde boer waarin hij zijn vroegere leven als boer in het dorp verheerlijkt: Toen ik nog boertje op de Bilt was, Had ik een leven als een prins. Afbeelding: een Boer van De Bilt in de Dorpsstraat op een ansichtkaart in 1894. (Het Utrechts Archief)
De boer klaagt over het zware leven in het leger. De dienstplicht was in 1810 onder het Franse bewind ingevoerd en werd door het Koninkrijk der Nederlanden overgenomen. Nu krijgt de boer naar zijn zeggen weinig en onsmakelijk eten en moet hij veel en zinloos exerceren. Hij idealiseert het leven in De Bilt: Toen ik nog boertje op de Bilt was, Was ik bemind bij groot en klein. Omdat ik altijd even sjiek was, Waren ook alle meisjes mijn.
Hij denkt voortdurend aan het goede leven in het dorp: En als wij Zondags gaan promeneeren, Dan kon ik haar ook flink trakteeren Op port á port en dreimadera.
De uitgever was de firma F.W. Vislaake, die volgens andere bronnen gevestigd was aan de Rozenstraat 148 in Amsterdam. In die stad bestond vanaf de achttiende eeuw een bloeiende cultuur van volks- en straatliederen, die vooral werden geschreven en gedrukt in de Jordaan. Andere drukkers van straatliederen waren gevestigd op de Egelantierstraat en de Anjeliersgracht. Uitgever Vislaake was bekend om zijn nationalistische brochures, maar sloot zich na 1870 aan bij de socialistische beweging.
De bundel wordt door het Meertens Instituut gedateerd op 1850 tot 1900, maar in advertenties in de Goessche Courant van 1907 en het Nieuwsblad van Friesland van 1908 krijgt men de indruk dat hij vooral in het begin van de twintigste eeuw werd verkocht. Hij stond daar genoemd tussen Voordrachten voor Dames en Heeren zoals De eerste Huwelijksnacht van Japik en Maaike, Dronken Piet en Brutale Ka, De Vadermoorder en De Vlucht van Eliza.
In de Schoonauwensche Courant van 21 september 1889 staat een bericht over Een boertje uit De Bilt dat naar een tapperij werd gelokt, waar men hem een biljet van honderd gulden afhandig maakte. Dat kan toeval zijn, want de plaats is Utrecht en de tapperij is in de Mariastraat. De uitdrukking ‘boertje uit De Bilt’ heeft in elk geval niet de woordenboeken gehaald.
DAB
Literatuur:
Meertens Instituut, Collectie liedblaadjes, 308: 11 Liedblaadjes e.d. Tweede helft 19e eeuw.
Het Geheugen van Nederland, Straatliederen, Drukkers en uitgevers.
De Goessche Courant van 1907 en Het Nieuwsblad van Friesland van 1908.
Petterson, A.F. , Eigenwijs vaderland: populair nationalisme in negentiende-eeuws Amsterdam.