Vanaf 1906 legde men in de gemeente De Bilt een elektriciteitsnet aan. Foto: De Nieuwstraat vanuit het zuiden omstreeks 1910. (Het Utrechts Archief) We zien hier de elektriciteitspalen waarlangs de stroom vanuit de fabriek in deze straat geleid werd.
Al in 1899 stelde het gemeentebestuur van De Bilt de voorwaarden vast waaronder het een concessie zou verlenen aan een elektriciteitsmaatschappij die het dorp van stroom moest voorzien. Elektriciteit zou een belangrijke rol moeten spelen voor de straatverlichting (en dus voor de veiligheid), voor gebruik in het huis (in de eerste plaats verlichting) en voor bedrijven die daarmee hun machines zouden kunnen aandrijven. Toch waren er voor het gemeentebestuur moeilijke keuzes. Wilde de gemeente de energievoorziening niet liever zelf ter hand nemen of wilde men deze toch uitbesteden aan een particulier bedrijf? Was gas niet veel goedkoper voor de straatverlichting? Niet iedereen kon de stroom betalen. De petroleum in de lampen die de meeste gezinnen gebruikten, kostte maar de helft van elektriciteit, maar die lampen gaven veel minder licht.
De voorwaarden die de gemeenten had opgesteld, waren misschien te scherp, want het lukte niet om tot overeenstemming te komen met de Industriële Maatschappij in Amsterdam, die de aanleg en de exploitatie van het lichtnet ter hand wilde nemen.
Toen er in 1904 nog geen vooruitgang geboekt was, vroegen ingezetenen het gemeentebestuur per brief om een betere verlichting van straten, huizen en werkplaatsen. Onder invloed daarvan werd de concessie in maart 1905 gegeven aan de nieuw opgerichte Elektriciteit-Maatschappij De Bilt van de heren Wolff uit Maarssen en Sevenhuysen uit Soesterberg. Dit bedrijf bouwde in de Nieuwstraat tegenover de Dahliastraat en de Lathyrusstraat een elektriciteitscentrale die natuurlijk geheel op kolen werd gestookt.
Begin 1906 werden de Soestdijkseweg bij het station en de wijk Vogelzang als eerste voorzien van straatverlichting. Langzaamaan werd het net uitgebreid over de gemeente. De aansluiting van particuliere woningen ging nog trager, want voor veel gewone mensen was de stroom niet te betalen. Ook de straatverlichting in wijken met eenvoudige huizen liep achter bij de rest. De gemeente besloot bijvoorbeeld dat de elektriciteitsmaatschappij in de Tuinstraat geen verlichting hoefde aan te brengen als hij maar zorgde voor het vullen van de petroleumlantaarns langs de straat. Een ander probleem was de onregelmatige spanning van de stroom, waardoor de lampen soms flikkerden.
De aanleg van het elektriciteitsnet maakte het mogelijk dat bedrijven hun machines voortaan elektrisch gingen aandrijven. Het zorgde ook op termijn voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijven zoals fabriekjes van elektromotoren, instrumenten, weegapparaten en de fabriek van huishoudelijke apparaten Inventum.
In 1919 nam de Provinciale Utrechtse Elektriciteit-Maatschappij PUEM de Electriciteitsmaatschappij De Bilt en de stroomvoorziening over.
DAB
Literatuur:
J.W.H. Meijer, Licht in de duisternis in De Bilt, in: Maandblad Oud Utrecht jan 1992.
J. Neus, Elektriciteit rond 1900, in: De Biltse Grift maart 2000.