Voor veel kinderen zag hij er dreigend uit: de kolenboer. Ouderen herinneren zich nog hoe de mannen met zwarte gezichten het huis binnenkwamen, een draagband of zak om het hoofd om de zware kolenzakken te dragen. Moeder had kranten neergelegd om de vloerbedekking te beschermen tegen het kolenstof. Op de foto: kolenboer Piet Plooy uit Maartensdijk (Beeldbank van de Historische Vereniging Maartensdijk). Hij nam in 1957 de kolenhandel over van Jan Hensbergen, aldus Koos Kolenbrander in de Stichtse Post van 21 april 1992.
Begin negentiende eeuw werd de kolenkachel belangrijk. De kolen werden met kolenkitten in de kachel gestort. Het rooster werd in beweging gebracht met een keihard geratel zodat de as en sintels werden verwijder en verse kolen naar beneden zakten om weer te branden. Het was een ochtendritueel om ’s-morgens de kachel weer op ‘gang te krijgen’, nadat deze gedurende de nacht sluimerend had gebrand.
Als kolen werden vooral antraciet, eierkolen, cokes en bruinkool gebruikt. Tot de jaren zestig van de twintigste eeuw kenden de kolenmijnen in Zuid-Limburg hoogtijd. De arbeid in de mijnen was zwaar, het stoken van kolenkachels was arbeidsintensief, de vervuiling groot.
Toen werd er aardgas gevonden in Groningen. De kolenkachel verdween uit de woningen en de verkoop stortte volledig in. Dit had ook gevolgen voor de toeleveringsindustrie en de werkgelegenheid in die sector. Het trof ook de laatste kolenboer in Westbroek, Piet Plooy, die begin jaren zeventig zijn zaak beëindigde.
JJR
U bevindt u op de Rondleiding over nostalgie. Voor het vervolg klik HIER.