In december 1721 richtten buurgerechten van Westbroek zich met ernstige klachten tot het Utrechtse gewestbestuur. De gerechten Breukeleveen, Tienhoven en Maarseveen waren ondergelopen door de hoge waterstand in de Vecht en gaven Westbroek daarvan mee de schuld. (Foto uit 1925-1935, beeldbank Utrechts Archief, nr. 220794.)
Meer informatie
Hun polders waren bij de hoge waterstand van de rivier nauwelijks droog te houden. Dat werd nog erger omdat het gerecht Westbroek zijn plicht niet deed en naliet haar zijn dijken en wegen op te hogen, zo klonk het beschuldigend. In ieder geval werd in de gerechten Breukeleveen, Tienhoven en Maarseveen de turfwinning ernstig bemoeilijkt door de veel te hoge waterstand. Ook zou als het probleem niet werd aangepakt, het vee zou naar elders moeten worden gebracht, met grote schade voor de boeren en de belastinginners. Het gevolg van de klacht van de buurgerechten was, dat de geërfden van Westbroek aan het gewestbestuur voorstelden om maatregelen te nemen op het dijktraject tussen De Klop en het Dorp Zuilen. De openingen in het dijklichaam van het Zandpad moesten zo worden ingericht, dat het Vechtwater niet meer in de polder kon lopen. Van de kostbare verhoging van dijken en wegen in het gerecht Westbroek lezen we in de bronnen verder niets. Hieronder ziet men de brief met de klachten van de naburige gerechten. Voor het vervolg van deze reeks over Westbroeks geërfden klik men HIER.
AD
Bron: UA 216, 3782.