De getoonde uitsnede is afkomstig van een kaart uit 1652, gemaakt door Nic. Visscher. De inkleuring is echter van 1672 of later. Hij laat helder zien dat een deel van het gerecht Westbroek getuige de groene kleur onder water werd gezet. (Hieronder ziet men een afbeelding van de complete kaart, te vinden in de Universiteitsbibliotheek Leiden, Collbn Port 39 N 114.)

 

Meer informatie

De kaart toont welke steden in handen van de Fransen vielen tijdens het Rampjaar en welke niet. De bezette plaatsen zijn blauw ingekleurd. In ons gebied gaat het om Eijkenstein (Gerobulus), Middelwijck (in Achttienhoven) en Westbroek. Als men inzoomt op Westbroek en Achttienhoven ziet men bekende aanduidingen als Out-Rosendael bij de kerk van Westbroek (Nieuw Rosendael wordt bij de Vecht gesitueerd). Op de plaats van het landgoed Collel Weerde staat ‘Den Blaeuwen Hoef’. Opvallend zijn verder de aanduidingen ‘de heer Nellesteyn’ en ‘Benthem’ ter hoogte van de Korssesteeg.

Het is niet uitgesloten dat met Nellesteyn wordt gedoeld op Johan van Nellesteyn (1617-1677), een invloedrijke Utrechtse burgemeester wiens gezin bij de Franse inval naar Amsterdam vluchtte. In augustus besloot Nellestyn zijn gezin daarvandaan terug te halen, maar werd in de Amstelstad gevangen genomen. Het oproerige volk zou daar gebruld hebben: ‘Daer zijn die schelmen, die borgemeesters van Utrecht, de verraders. Zij hebben ons lant verraden ende de stadt Utrecht soo schelmachtig overgegeven. Bruydtze doot!’ Het was een onverdiende beschuldiging, aangezien de orthodox-gereformeerde Van Nellesteyn niet meedeed met zijn de voor de Fransen buigende collega-regenten, prinsgezind was en veel schade zou ondervinden van de bezetters, die zijn woning aan het Janskerkhof confisqueerden. Nellesteyn zou anders dan andere Utrechtse regenten – zij verloren hun positie door toedoen van Willem III – na het vertrek van de Lodewijks troepen nog een paar jaar functioneren als burgemeester.

 

AD

 

Bron: Renger de Bruin en Arend Pietersma, ‘De familie Martens in politiek en bestuur’. In: Jaarboek Oud-Utrecht , 2002, 35-84, m.n. 40, 43, 46v. 49.