Geertruida van Groenestein die men hier samen met haar moeder Ghertruut van Tetwick in de kapel van Oostbroek ziet, werd in 1456 tot priorin van vrouwenklooster verkozen. (Utrechts Archief, beeldbank nr. 107502, reproductiefoto uit 1910.)
Bij het overlijden van de priorin Frederica van der Maarn in 1456 waren er 22 nonnen die de verkiezing van Geertruida van Groenestein tot nieuwe priorin bevestigden. Haar opvolgster als hoofd van het klooster, Henrica van Erp, was na het overlijden van Geertruida in 1503 de eerste die met de titel ‘abdis’ werd gekozen. Zo staat het tenminste in de bisschoppelijke akte van bevestiging: Henrica wordt daarin omschreven met de woorden ‘novissime abbatisse’ of ‘onze nieuwste abdis’.
Henrica van Erp had meer privé-eigendommen dan Geertruid van Groenestein, die bij haar overlijden een bescheiden hoeveelheid textiel, lakens, dekens, kussens, wat meubels, een spiegel, vijf bedden en wat keukengerei naliet. Henrica van Erp daarentegen bezat bij haar overlijden onder meer negen bedden, dertien lakens en tafellakens (tegen priorin Van Groenestein zeven), uitgebreider tafelgerei, meer spiegels, en kisten, kandelaars en kronen, kussens met haar familiewapen, een grote, beschilderde tafel voor tien personen, en veel ketels, potten en pannen. Het lijkt erop dat Henrica van Erp uit een rijkere familie afkomstig was dan haar voorgangster – of meer waarde hechtte aan materiële zaken.
De vader van Geertruida was Jan de Ridder van Groenestein, een ridderhofstad tussen Neer- en Overlangbroek. Aan de Biltse Grift, bij de weg tussen De Bilt en Utrecht lag overigens ook een huis Groenestein.
AD
U bevindt u op de Rondleiding over de kloosters in De Bilt. Voor het vervolg klik HIER.
Literatuur:
De kroniek van Hernica van Erp, abdis van Vrouwenklooster, ingeleid en verzorgd door Anne Doedens en Henk Looijesteijn (Hilversum 2010), m.n. pp. 15 en 35.