In september 1787 vluchtten de patriotten voor de naderende Pruisen uit Utrecht. Tot die tijd hadden zij het de bewoners van Wetsbroek en Achttienhoven knap lastig gemaakt. Hun vlucht bracht voor de dorpelingen echter geen soelaas. [Rijksmuseum Amsterdam, 1787, anoniem.]

Meer informatie

Vanaf juni 1787 tot diep in het najaar zuchtten de bewoners van Westbroek en Achttienhoven zwaar onder de oorlog die ook hun dorpen trof. Zij werden van twee kanten onder druk gezet. Eerst werden ze geteisterd door de patriotten die in Utrecht en omgeving huishielden en de stad en zijn omgeving in staat van verdediging brachten. Daarna werden ze het slachtoffer van de midden september 1787 binnenvallende Pruisen.

De schade die de patriotten aanrichtten was enorm. Het land van de polder Westbroek werd onder water gezet. Dat gebeurde door het doorsteken van de dijk bij de Klopvaart, die vanaf De Gageldijk de stad in liep. Vee en turf stonden in het water. Huizen werden beschadigd, ramen en deuren werden gesloopt.  Er moest ook  hooi worden geleverd voor de patriotse paarden. Er werden eenden geroofd, geld en goederen, kleren en keukengerei gingen over in de handen van de patriotse troepen van de Rijngraaf, de commandant van het patriotse leger.

De ruimte die de patriotten achterlieten wed al snel gevuld door de Pruisische troepen die de vijanden van de patriotten, stadhouder Willem V en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen, kwamen ‘helpen’. Na hun komst kwartierden de Pruisen ruim 110 militairen in, meestal huzaren. Die brachten 114 paarden mee, die werden gestald op 30 adressen, kennelijk de wat grotere behuizingen en boerderijen van de dorpen. Weer werd er gestolen en geroofd, geld, kleding en drank. Weer werden woningen beschadigd en werd er gestroopt. Weer moest er hooi geleverd worden. Weer moesten de dorpelingen voor vervoer zorgen naar de omliggende dorpen.

De schade was onder de patriotten al gigantisch geweest: 1.520 gulden, 15.000 euro aan koopkracht nu. Daar kwam nu nog eens 877 gulden bij, 8700 euro aan huidige koopkracht. De 2.397 gulden schade  in totaal waren goed voor het jaarloon van 112 landarbeiders.  Die maakten met hun gezinnen twee derde van de bevolking van de dorpen uit. Westbroek en Achttienhoven hadden met elkaar toen omstreeks 850 inwoners (gebaseerd op cijfers van 1815). Het dorp telde toen ruim 130 huizen, met gemiddeld dus ruim zes personen per huis.

Een slachtoffer van de patriotten

Over de wederwaardigheden van een enkele Westbroeker  in deze zeer onveilige tijd worden we in de schaderapporten van het gerecht waarop het voorgaande gebaseerd is, goed geïnformeerd. Zo luidt het over Gerrit Evertsz. Smit dat hij

op verzoek van eenige opgezetenen [ingezetenen] en met voorkeuring van eenige leden des gerechts zig heeft laaten gebruijken als wagt op de tooren der kerke van Westbroek, ten einde op geweld en brand agt te geeven, alzoo deezen dorpe op onderscheijde tijde daarmede gedreijgd wierd, en tot welke emplooijering van wagt op de tooren ’t attentaat [de aanslag] aan ’t huijs van de heer Ivoij in de nabuurschap van deezen gerechte, voortnamentlijk aanleijding gaf om iets schrickverwekkend uit te denken, en terwijl hij, Gerrit Evertsz. Smit den 30 Augustis 1787 door eenige schurken van daar gehaald, misdadig gehandeld [mishandeld], onder de eijsselijkste vervloekingen en sabelslagen, te paard mede gevoerd op de Huyse Haazenburg [de Utrechtse stadsgevangenis], in een dievenhok, tot aan het overgaan van de stad toe geplaatst is’.   Smit claimde 116 gulden schade geleden te hebben. Meer over Westbroek in 1787 kan men lezen door HIER te klikken.

 

AD

 

Bron: Regionaal Archief Vecht en Venen, inventaris 1047 (archief van het gerecht Westbroek, 1625-1813) nr. 11 en 12.

Een huzaren officier van het leger van de Rijngraaf, 1787. Rijksmuseum Amsterdam