In de jaren vijftig en zestig was het de tijd van de DAF en de Volkswagen Kever. Auto’s gingen er anders uitzien en kregen ook betere veiligheidskenmerken. Ze gingen ook langer mee, want vroeger sloeg de roest vaak binnen twee jaar toe.
In het treinverkeer waren er vroeger heel veel spoorwegovergangen. Hier werden de spoorbomen voor een deel vervangen door tunnels en viaducten.
Het vliegtuig was vooral voor rijke mensen en in de jaren vijftig ook wel voor emigranten. In de jaren zestig en zeventig begonnen Nederlanders ook vliegvakanties naar zonnige landen te maken.
Het verkeer in woongebieden werd nog wel geregeld door agenten, maar ze werden langzaam verdrongen door stoplichten. En dan was er de autoloze zondag, niet alleen in 1973/1974 maar daarvoor ook al tijdens de Suezcrisis in 1956/1957 en tijdens de benzineschaarste van 1939 en 1946.
De schijnbare paradox van het verkeer is dat er veel meer auto’s zijn dan vroeger maar veel minder verkeersdoden. Het aantal verkeersdoden was in 1972 meer dan 3000 en nu is het vaak maar een kwart of een vijfde. (In 2013 was het aantal 570; daarna liep het weer wat op.) Toch worden er vijftien keer zoveel kilometers in de auto gereden. De veiligheid is toegenomen door een aantal maatregelen zoals maximum snelheid, gescheiden fietspaden en snelheidsdrempels in woonwijken.
We laten hier iets zien over oude manieren van verplaatsen, de spoorwegovergangen, de tram, de bodedienst, de solex, de Porsches van de Rijkspolitie en het telefoonverkeer.
DAB
U bevindt u op de Rondleiding over nostalgie. Voor het vervolg klik HIER.