Het verhaal van de beer van De Bilt begon met een gerucht dat in 1968 de ronde deed. Sommige mensen hadden op Beerschoten een beer gezien, zeiden ze. Omdat het verhaal zo recent is, noemen we het niet een volksverhaal maar een ‘broodje-aapverhaal’. Dat zijn meestal verhalen uit het heden die inspelen op angsten en vooroordelen van tijdgenoten, maar die gewoonlijk geen nauwkeurige gegevens bevatten.
In 1968 zagen diverse mensen op het Biltse landgoed Beerschoten een dier lopen waarvan ze dachten dat het een beer was. Zou de naam ‘Beerschoten’ ze op dit idee hebben gebracht?
Men schakelde jonkheer Röell in, die in de nabijgelegen villa De Berenpan woonde en die ervaring had met de jacht. Met een paar man en een jachtgeweer ging hij het bos in. Na enig zoeken kreeg hij het dier in het vizier en hij wachtte tot het dichterbij kwam voordat hij afdrukte. Een schot hagel maakte een einde aan het leven van ‘de beer’.
Van dichterbij zag het dier er anders uit dan een beer. Iemand met enige kennis van het dierenrijk wist te vertellen dat het een veelvraat was. De veelvraat of gulo gulo is een grote marterachtige; een mannetje kan tot 105 centimeter lag worden. Het dier leeft van de jacht, maar hij eet ondanks zijn benaming niet opvallend veel. Het woord ‘veelvraat’ is waarschijnlijk een verbastering van een Oudnoors woord dat ‘bergkater’ betekent. In het Engels noemt men het dier ‘wolverine’ en in de stripverhalen en films van Marvel Comics is er een superheld naar hem genoemd.
De veelvraat is hier niet inheems; hij komt voor in de poolstreken van Canada, Noord-Europa en Siberië. Wat had het dier dan op Beerschoten gebracht?
Dierentuin Artis gaf de tip om het te vragen aan de firma Van de Brink in Soest. Dit bedrijf was in ons land een van de belangrijkste handelaars in grote dieren, tot olifanten toe. Daar bleek inderdaad dat bij het transport een veelvraat was ontsnapt. Later kwam Van de Brink in het nieuws doordat Greenpeace het verweet dat het geen tamme maar wilde olifanten verkocht die in Birma gevangen waren.
De heer R. Kool uit Groenekan heeft de veelvraat opgezet en het resultaat heeft enkele jaren in het huis van jonkheer Röell gestaan.
Dergelijke broodje-aapverhalen komen vaak voor en maken deel uit van de volkscultuur. Het Meertens Instituut registreerde onder meer een verhaal uit 1996 toen mensen dachten dat zij in de bossen bij Zeist een leeuw zagen. De politie werd eropaf gestuurd, maar kon de leeuw niet vinden. De sporen van het dier wezen erop dat het een hond was geweest.
DAB
Literatuur:
Soester Courant 15 augustus 1990.
Verhalenbank van het Meertens Instituut nummer STSAG599.
Winnips, C., Was er echt een Biltse beer?, in: De Biltse Grift december 1997.