Op Palmzondag vond eeuwen lang de Biltse Paardenmarkt plaats. Aan het einde van de negentiende eeuw was het niet meer een actieve markt maar vooral een feestdag, waar veel Utrechters naartoe kwamen. Men vertelde in De Bilt verhalen over de komst van Utrechtse studenten, vooral leden van het adellijke genootschap Tres Faciunt Collegium, die gloeiende centen op straat gooiden. Ze vonden het een grote grap als de Biltse kinderen die opraapten en hun vingers brandden. Foto: De Palmpasenrit van het dispuut Tres Faciunt Collegium vertrekt uit Utrecht naar De Bilt, 1901. (Het Utrechts Archief)
De stoet studenten werd in De Bilt voorafgegaan door een janplezier met daarin een klein muziekkorps. Daarachter volgden een paar landauers met studenten in jacquet met hoge hoed. Aan het einde van de stoet reed een postkoets gevuld met studenten die lekkernijen en sigaren en muntjes strooiden en die ook soms bierglazen over de mensen leeggooiden.
Men is het er echter niet over eens of de munten in een pot met vurige kolen verhit waren en in welke jaren ze eventueel gloeiend uitgestrooid werden. Korine Hazelzet schreef een artikel om het negatieve beeld van de Biltse elite in de plaatselijke geschiedschrijving te nuanceren. Zij verzamelde mondelinge en schriftelijke verhalen over het strooien van munten door studenten in heel Nederland. Daar waren ook Biltse verhalen bij, maar zij twijfelde aan het waarheidsgehalte en noemde het ‘sterke verhalen’. Utrechtse studenten hoorden overigens gewoonlijk niet bij de ‘Biltse elite’.
Tiemen van der Worp vertelde echter dat hij het strooien van gloeiende munten zelf had meegemaakt:
‘Uit eigen waarneming weet ik dat die studenten op Palmzondag met paard en wagen uit Utrecht kwamen. Zij reden, begeleid door de plaatselijke politie, naar Hotel Nas, op de hoek van de Dorpsstraat en de Soestdijkseweg. Ik heb gezien dat tenminste aan één van de rijtuigen een metalen pot hing, waarschijnlijk gevuld met gloeiende kooltjes.
Op de Dorpsstraat hielden ‘studenten’ met een tang centen in de pot om die daarna naar de toegestroomde jeugd te gooien. Met een cent kon je toen nog wat kopen, dus er werden verwoede pogingen gedaan die (gloeiend hete) cent te pakken te krijgen. Helaas (of gelukkig) is het mij nooit gelukt er één in mijn bezit te krijgen. Mijn buurjongen Hennie wel.’
Een andere inwoner, Ton Meijer, twijfelde daaraan. Hij maakte de optocht na de Tweede Wereldoorlog wel twintig keer mee, maar hij zag nooit gloeiende centen of metalen potten met tangen en gloeiend materiaal.
Peter Berger, onderzoeker van urban legends of broodje aapverhalen, verwijst de gloeiende centen naar de negentiende eeuw. Hij heeft het vooral over Leiden. Rond 1900 was het volgens hem afgelopen met het strooien van gloeiende munten. ‘Terwijl de stad ingrijpend transformeerde, veranderde ook de rol van de universiteit en de student in de stad.’ Positief ingestelde studenten dus? Het Utrechtse studentendispuut Tres Faciunt Collegium kwam in 1965 op een negatieve manier in het nieuws doordat er bij de zware ontgroening een aspirantlid om het leven was gekomen. Leden van het genootschap hadden een zak met roet over zijn hoofd geplaatst, waardoor hij was gestikt. Zes leden werden daarvoor veroordeeld.
DAB
Literatuur:
Hazelzet, K., Kanttekeningen bij het negatieve beeld van de elite in de Biltse geschiedschrijving Een liefdesgeschiedenis en gloeiende munten Deel 2, in: De Biltse Grift december 2018.
Meijer, T., Nogmaals de gloeiende munten, De Biltse Grift september 2019.
Van der Worp, T., Gloeiende muntjes: fabel of feit? In: De Biltse Grift maart 2019.