‘Als hij er geweest was, dan vond anderdaags de boer een kalf of een koe dood. Hij aaide ze en het was gebeurd.‘ Tovenaars gebruikten volgens de volksverhalen hun macht niet om mensen te helpen maar om kwaad te doen, zowel aan mensen als aan dieren. Foto: een koe, een kalf en een boer omstreeks 1897 – 1900, Rijksmuseum Amsterdam.

 

Meer informatie

Vrouwen die konden toveren, werden de laatste vijf eeuwen soms ‘heksen’ genoemd, maar mannen noemde men ‘tovenaars’. Daarbij moeten we niet denken aan wijze oude mannen met boeken vol toverspreuken, aan prachtige mantels met astrologische symbolen en puntmutsen. Tovenaars waren gewone inwoners van wie men dacht dat ze de kunst van het toveren beheersten. Ze waren net als de heksen in staat om dieren ziek maken of laten sterven, zoals Sijmen van Dijk uit Maartensdijk  over een man uit Doorn vertelde. ‘Als hij er geweest was, dan vond anderdaags de boer een kalf of een koe dood. Hij aaide ze en het was gebeurd. Eens gebeurde het dat een mooie plant van de boerin dood ging. Die Doornse vent raakte de plant aan toen hij met de boerin zat te praten en ja hoor, de andere dag was die plant al dood. Al het mooie was er af.’

Tovenaars konden ongeveer hetzelfde doen als heksen. ‘Dove Frank, een oude man van in de zeventig jaar in mijn jeugd, die kon meer als anderen. Het was een rare en hij kon ook toveren, zeiden ze. Hij kon de mensen stijf laten staan door zijn kunsten. Geen poot kon je meer verzetten, je kwam geen stap vooruit.’ Dat vertelde Jan Bos uit Hollandsche Rading, die in 1887 geboren was.

Ook Bram Wessels uit Bilthoven kon dat doen. Hij was een oude man en hij woonde op het Jodendom. ’Geen poot kon je meer verzetten, geen stap meer doen,’ volgens Hannes van Maanen uit De Bilt. ‘Bram was er één met een bult. Die kon goed harmonica spelen en zuipen. Het was wel een rare.’ Men krijgt de indruk dat het vaak ging om oude, enigszins geïsoleerde mannen, soms mensen met een beperking, die als ‘raar’ werden ervaren.

Muizen maken

Ook Gart Stroe werd als eigenaardig ervaren. ‘Een eigenaardige, zonderlinge man, die Gart Stroe. Iedereen was wel een beetje bang van hem,’ zei Johanna Hardeveld uit De Bilt. ‘Gart Stroe die kon muizen maken, zeiden ze vroeger. Hij hield er altijd een partij muizen op na. Hij maakte ze zelf en hij kreeg er een hele hoop van. Het hele huis zat soms vol en dan ineens waren ze allemaal weg. Maar Gart maakte ze maar weer.’

Ook Gerrit Veldhuizen op De Akker in De Bilt had die vaardigheid. ‘Die schudde zo muizen uit zijn bezem, zo’n rijsbezem. Witte muizen waren het en ze vlogen zo bij zijn broekspijpen op en weg waren ze.’ Het toveren van muizen werd in de regio vaker gemeld, al is het voordeel van deze vaardigheid niet erg duidelijk.

De vliegende man

Heel ongeloofwaardig was het verhaal van de man die kon vliegen. Op een dag tijdens het hooien zagen de boer en zijn knechten een wan vliegen. Een wan is een grote, lage mand die wordt gebruikt om onzuiverheden uit het graan te halen: je gooit met de wan het graan omhoog en de wind blaast het kaf en de strootjes weg. Nu begrepen de mannen die stonden te hooien opeens waardoor de paarden soms zo bezweet en uitgeput waren: de man die in de wan rondvloog, had ze afgereden.

‘De boer verstopte zich een dag of wat later achter een eikenwal en daar kwam hij weer aanzeilen door de lucht. Toen die kerel was uitgestapt en naar de paarden ging, nam hij [de boer] de wan mee naar huis. Even later komt er een kerel aan de deur en die vroeg om die wan, anders kon hij niet terug naar zijn vaderland. Hij moest die wan weerom hebben. Eerst wilde de boer niet, maar toen heeft hij hem toch maar teruggegeven. Die kerel erin en dat vloog zo door de lucht heen. Ze hebben daar nooit meer last gehad van die kerels met die wannen.’

De boer was de enige die de man zogenaamd had zien vliegen. Het kan bijna niet anders of hij heeft zelf dat verhaal verzonnen.

DAB

 

U bevindt u op de Rondleiding over de Volkscultuur. Voor het vervolg klik HIER.

 

Literatuur:

Heupers, E. (ed.), Volksverhalen uit Gooi- en Eemland en van de westelijke Veluwe, 3 dln., Amsterdam 1981 en 1984 nr. 471, 473, 1326, 1468, 1869, 1875, 1938.