‘Onder Maartensdijk bij Rustenhoven is eens op een keer een boer van de weg af getrokken en zo in de sloot gezet. Hij kwam een lijkstatie tegen en hij moest aan de kant. Later moet daar een lijkstatie heen zijn gekomen van een boer die daar in de buurt was gestorven.’ Met de hele regio deelden de dorpen rond de Bilt de angst voor een naderend overlijden. Geen enkel motief duikt in de volksverhalen zo vaak op als de voortekenen van een sterfgeval. Het leven was vol met verwijzingen naar de dood.

 

Meer informatie

Veel mensen waren bezorgd voor de dood van hun gezinsleden en vrienden. Ze dachten dat ze in hun omgeving voortekenen konden waarnemen van het naderende overlijden.

Als kraaien om het huis vlogen en schreeuwden (‘Koa, koa, koa!’ in de volksverhalen), dan kon men een sterfgeval verwachten. Veel vaker noemde men de schreeuw van de katuil, ook wel steenuil genoemd, als voorteken van een overlijden in de familie. ‘En ik hoor het mijn moeder nog tegen vader zeggen: “We gaan Trijntje verliezen.”’ (Maartensdijk) De kreet van deze vogel joeg de mensen veel angst aan. Uit het dorp De Bilt: ‘Het was een akelig geluid om te horen. Mijn moeder was bang en vertelde ons, dat het een dode voorspelde. “Als ik het maar niet ben”, zei ze, “want jullie kunnen mij nog niet missen.”

Honden

Het gehuil van honden werd traditioneel in verband gebracht met de dood, misschien omdat men ook aannam dat een hond zijn baasje zou missen. Een hond die huilde, zo dacht men, zag een lijkstatie die de mensen niet konden waarnemen. Je kon aan de richting van zijn kop zien, waar het sterfgeval zou plaatsvinden.

‘Moeder lag op sterven. Op Maartensdijk had je toen ene Jans Zeijdeveld. Ze ging langs de weg met negotie op een hondenkar. Twee honden liepen voor de kar. Bij ons thuis begonnen die honden te huilen, te janken, bar zo erg, griezelig, zo griezelig. Moeder hoorde het ook. Zij sloot de ogen en zei: “Kijk eens waar ze met de koppen naar toe liggen!” Mijn zuster en ik gingen naar buiten en we zagen dat de honden met de koppen naar ons huis op aan lagen. We gingen weer naar binnen en zeiden moeder, dat ze met de koppen naar de kant van Rauwendaal zijn huis op aan lagen. Dat zeiden we maar, maar we wisten wel beter, het was alleen om moeder gerust te stellen. Maar die nacht stierf moeder en zo kwam het voorteken uit.’

Andere voortekenen

Het werd ook als een teken beschouwd als iemand dwaallichtjes op de weg zag. Wanneer een overledene op zondag nog niet begraven was, voorspelde dit dat er in hetzelfde huis binnen een jaar weer een sterfgeval zou plaatsvinden.

Ook als er een spiegel of een schilderij van de muur viel, betekende dit onheil. Uit Maartensdijk: ‘Een van mijn broers is in 1915 gestorven aan de Spaanse griep. ’s Avonds zaten we bij elkaar en toen opeens: de spiegel viel van de muur aan gruzelementen. “Als dat maar geen dooie geeft”, zei moeder. ’s Morgens daarop komt Witteveen de telegrambesteller en die had een telegram voor ons. “Maak maar open”, zei moeder tegen hem, want ze kon zelf niet zo erg goed lezen. “Jans”, zei hij, zo heette moeder, “je moet naar Hilversum komen want het gaat niet goed met je zoon.” Moeder gaat vader halen en die naar Hilversum toe. Maar het was al te laat, mijn broer was al gestorven, ons Jan was al dood.’

Van de weg gezet

Sommige mensen werden midden in de nacht door een drang gedwongen om op te staan om de poort van het kerkhof open te zetten. Dat vertelde men ook van degenen die met de helm geboren waren.

Veel hoorde men ook over mannen die ’s avonds laat ‘van de weg gezet’ werden en in de sloot belandden omdat er een lijkstoet langs moest, zoals in het begin van deze bijdrage is verteld. Vooral over de weg bij Rustenhoven in Maartensdijk zijn die verhalen opgetekend. Iets vergelijkbaars overkwam Hans van Maanen uit de Bilt: ‘Ik loop op een keer in het bos, ik ging naar mijn werk, daar achter Jagtlust, en ineens werd er tegen mijn schouder aan gedrukt en ik moest opzij. Wel vijftig meter heb ik zo gelopen en toen kon ik pas weer op de weg komen. Later hoorde ik van mijn vrouw dat er achter Jagtlust daar in die buurt een dode was. Het was natuurlijk de begrafenis geweest waarvoor ik opzij werd geduwd.’

DAB

 

U bevindt u op de Rondleiding over de Volkscultuur. Voor het vervolg klik HIER.

 

Literatuur:

Heupers, E. (ed.), Volksverhalen uit Gooi- en Eemland en van de westelijke Veluwe, 3 dln., Amsterdam 1981 en 1984 nr. 451, 479, 480, 510, 1019, 1023, 1039, 1293, 1310, 1317, 1320, 1330, 1333, 1336, 1430, 1431, 1475, 1477, 1864, 1876, 1888, 1893, 1935, 1960, 2977, 2979, 3392, 3403, 3577, 3578, 3579.

Sinninghe, J.R.W., Utrechtsch Sagenboek, Zutphen 1938.