In Nederland wordt nu gemiddeld eenmaal per jaar een kind te vondeling gelegd. Dat was in de Franse Tijd wel anders. In ons land ging het om honderden die jaarlijks dat lot ondergingen.  Waarom werden ze te vondeling gelegd? Was hun opvang een zaak van de kerk of van de staat? [Twee vrouwen en vondeling, Hermanus Johannes van den Hout, naar Jan Hendrik van de Laar, 1823-1869. Rijksmuseum Amsterdam.]

 

Meer informatie

 

Sociale Zaken – waaronder ook de vondelingenzorg ressorteert –  kwamen vanaf de Franse tijd steeds meer voor rekening van de overheid. Te vondeling leggen was vaak – maar zeker niet alleen – een gevolg van armoede. In 1800 kwam er een eerste landelijke armenwet:  armenzorg moest een ‘publieke dienst’ worden. Nadien echter rees er veel verzet met name uit kerkelijke kringen tegen overheidsbemoeienis met wat nu  het ‘sociaal domein’ heet. Pas ver in de twintigste eeuw werd de overheid verantwoordelijk.

Vondelingen werden lang ondergebracht in weeshuizen, die zowel door de overheid als door de kerk in stand werden gehouden. Als die er niet waren, dat werd het kind ondergebracht bij particulieren die daarvoor betaald kregen. De historica Ingrid van der Vlis schreef in 2018:

Medische vooruitgang, veranderde jeugdzorg en sociale wetten hebben deze voorziening overbodig gemaakt. Gelukkig maar. De tehuizen roepen vooral nare associaties op: grote onpersoonlijke instellingen, waar jongens geestdodende arbeid verrichten en meisjes in de huishouding zwoegen, allemaal gekleed in ouderwetse uniformen.’ (Bron: de site van Geschiedenis van Zuid-Holland.)

 

Omstreeks 1800 omvatten de zogenaamde ‘lagere standen’ twee derde van de bevolking, waarvan een groot aantal had ‘bedeling’ (armenzorg) nodig had om te overleven. Het ligt voor de hand dat het te vondeling leggen als gevolg van armoede ook in De Bilt veel voorkwam.

Hieronder treft men een bladzijden uit de notulen van het Biltse gemeentebestuur van 19 april 1805, waarin dat zich bekommert om het lot van het meisje Vondelina van De Bilt.  Niet vast te stellen is of het kind te vondeling werd gelegd vanwege de ‘sociale onwenselijkheid’ van een buitenechtelijk geboorte dan wel het onvermogen een kind te kunnen onderhouden. In ieder geval kan vastgesteld worden, dat de Biltse  ‘Christelijke Gereformeerde’ dorpskerk uitdrukkelijk ‘gevrijwaard wordt van de zorg voor het kind en die kennelijk maar al te graag aan de staat, lees de gemeente. Die pakt die rol zorgvuldig op. We lezen, dat besloten werd:

 

om het kind dat op Dingsdag den 16e deezer lopende maand ’s avonds tusschen 10 en 11 uuren voor het schoolhuis gevonden is door den predikant alhier te doen doopen en benoemen Vondelina van de Bilt; voorts hetzelve ten minsten kosten te besteeden en van allen verdere benoodigdheeden te verzorgen en eindelijk dat de kosten daartoe te impendeeren [betalen]. Jaarlijks zullen worden gebragt op de zetting [worden betaal uit de belasting] van de buurlasten over deezen gerechte.

Voorts is het voornoemde kind door schout en schepenen besteed bij de huisvrouw van Dirk van Beek voor den tijd van één jaar tegen 1 gulden en tien stuivers in de week, ten ware wettige klagten met opzicht tot de behandeling van hetzelve bij den gerechte inkwamen, in welk geval ’t zelve aan zich behouden de magt om ’t kind bij een ander te besteeden.

Verder is geresolveerd om de huisvrouw van schepen Honders en de weduwe Jan Bosman te verzoeken om ’t opzicht over ’t voornoemde kind op zich te neemen en de benoodigdheeden voor ’t zelve ten kosten van den gerechte te verzorgen. Den schout is geauthoriseerd tot aankoop van een wieg.

Nog is geresolveerd aan den predikant bij ’t doopen van het kind over te geeven een declaratoir [verklaring] van den volgenden inhoud:

“Wij schout en gerechte van Oostbroek en De Bilt c.s. declareeren in onze qualiteit zoo voor ons als onze successeuren [opvolgers], dat het kind  ’t welk op dingsdag den 16e April 1805, voor het schoolhuis alhier gevonden is, en wij in onze qualiteit hebben moeten aanslaan, nooit zal komen tot lasten van de diaconie aan de Bilt, maar verblijven voor reekening van geërfdens en ingezetenen van deezen gerechte.’’’

 

AD

 

Bron: Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, toegang 0995 (Gerecht Oostbroek en De Bilt 1655-1810 (1811), 3 (resolutieboek 1799-1805).

 

Literatuur over armenzorg:  Marco H.D. van Leeuwen, Armenzorg in Nederland na 1800. Overdrukken uit: J. van Gerwen en M.H.D. van Leeuwen eds. Studies over zekerheidsarrangementen. Risico’s, risicobestrijding en verzekeringen in Nederland vanaf de Middeleeuwen (Amsterdam 1998).