In het nummer van 17 oktober 1914 geeft de Biltsche Courant een aangrijpende verslag van de aankomst van Belgische vluchtelingen in de gemeente. [Leo Gestel, Vluchtelingen uit België, wikipedia)
Op 4 augustus 1914 viel Duitsland België binnen. Een grote vluchtelingenstroom naar Nederland kwam op gang. Meteen, maar vooral nadat Antwerpen op 10 oktober 1914 gevallen was, vluchtten honderdduizenden Belgen naar Nederland. Ze kwamen ook naar De Bilt. Op 17 oktober 1914 viel in Biltsche Courant te lezen:
“Van eigen bodem. Stil en zwijgzaam kwam de stoet nader. De groote auto-bus had ze van Utrecht kunnen brengen tot de Watersteeg. Reeds bij het eind van de Kerklaan had ze moeite gehad, om haar draai te nemen en blijkbaar kon zij den Watersteeg niet opkomen. Daar waren de Belgische vluchtelingen dus uitgestapt. En kennelijk vermoeid, sommigen zelfs haast niet bij machte om wakker te blijven, traden ze het toevluchtsoord aan de gemeentevaalt [vergelijkbaar met de huidige milieustraat?] binnen en zetten zich op de lange rijen stoelen, die langs de tafels geschaard stonden.
Als verwezen staarden ze rond, slechts een enkele fluisterde even, als ware hij bang, op ongepaste wijze de stilte te verstoren. ’t Is ze duidelijk aan te zien, dat ze het comfort van eigen haard eenige dagen hebben moeten missen. Echt verreisd zien ze er uit: daar dragen zoowel hun kleeren als hun gelaat de sporen van. Wij, toeschouwers, hebben den moed niet, de drukkende stilte te verbreken. We zijn onder den indruk van de bittere ellende, waaronder deze menschen als gebukt gaan. ’t Is ons dan ook een aangename afleiding als uit de „keuken” de borden dampende soep worden aangereikt.
Ze gaan van hand tot hand en weldra zijn, dank zij het groot aantal hulpvaardige handen, allen voorzien. Ofschoon blijkbaar met smaak genoten, wordt slechts door enkelen een tweede bord begeerd. En van het brood, dat straks bij de koffie wordt aangeboden, maken ook lang niet allen gebruik. Haast zouden we willen vragen: „Was het niet goed genoeg? Waarom tasten ze niet veel gretiger toe?” En ’t antwoord op die vragen worden we gewaar als we even met enkelen een gesprek aanknoopen of hier en daar een onderhoud, ’t zij in ’t Vlaamsch, ’t zij in ’t Fransch gehouden, afluisteren. ’t Loopt natuurlijk over de lotgevallen der laatste dagen. Men weet haast niet, in welken tijd men leeft, welken dag men heeft. „Wanneer”, vroeg ik aan iemand, „is U uit Antwerpen vertrokken?” „Donderdag, nee Woensdag, laat eens zien…” luidt het antwoord, en even rekenende „daar een nacht doorgebracht, en daar ook en we hebben vandaag Zaterdag, nietwaar?” vraagt de aangesprokene midden onder zijn berekening door “o, dan was ’t Donderdagmorgen ! Toen is ’t bombardement begonnen. Toen zijn we in allerijl op de vlucht gegaan, alles achterlatende.”
En dan volgt een verhaal vol ellende en rampspoed, zooals we in den laatsten tijd ze dagelijks in de kranten te lezen krijgen. Maar ook een en al lof over de gulle ontvangst, die Holland aan de ongelukkige Belgische vluchtelingen bereidt. „Aan ieder station” zoo vertelt de man verder, „stond men gereed met allerlei ververschingen: broodjes met vleesch, met koek, melk, koffie alles wat wij begeerden!” En hij herhaalt het, meer dan eens: „buitengewoon hartelijk zijn we ontvangen, ’t Kon niet beter!” En zoo was ’t mij duidelijk, waarom deze door een wreeden oorlog verdrevenen van niet meer behoefte aan spijs en drank blijk gaven.”
Voor meer informatie over Belgische vluchtelingen in De Bilt klik men HIER.
AD
Litteratuur: Michael Amara m.m.v. Hans Op de Beek, Vluchten voor de oorlog. Belgische Vluchtelingen 1914-1918 (Leuven 2004).