Heb je wel eens van de tooverheks van den Bilt gehoord?‘ vroeg Louis. (…) Ook is het dorp bekend door zijn bekkesnijders.’  ‘Welke gewoonte toch nu wel zal zijn afgeschaft, ‘ zeide Sophie. ‘Natuurlijk,’ hernam Louis, ‘Maar ’t was hier in de vorige eeuw met dat soort van liefhebberij nog zoo erg, dat men er schier geen herberg vond, waar het gevreesde mes niet aan de deur hing. Zeker kon men er van zijn, dat men, binnekomende, er een in de een of andere tafel zag steken. Geen kermis was er, of daar werden eenige gezichten met messneden getekend.’ In deze beschrijving van Zuid-Holland en Utrecht door P.J. Andriessen uit 1871 lezen we dat De Bilt bekend stond vanwege zijn bekkensnijders. Deze schrijver was niet de enige die dat beweerde. Afbeelding: Frans Greenwood, Gevecht in een herberg 1733 (Rijksmuseum)

 

Meer informatie

Bij het bekkensnijden, vroeger gespeld zonder een ‘n’ in ‘bekken’, was het doel om de tegenstander met een mes zonder punt een snee in het gezicht te geven. Het was een ruw maar populair volksvermaak op het platteland. We zien het vooral bij bruiloften en op kermissen. Een man met een litteken in het gezicht zou een geliefde huwelijkskandidaat zijn omdat iedereen kon zien hoe dapper hij was. Dat hij goed met een mes kon vechten, kon je juist niet zien.

Deze ‘sport’ werd in de zeventiende en de achttiende eeuw door jonge boeren veel beoefend. Als je wilde vechten, hing je je mes in de herberg of je stak het in een tafel. Mensen uit de betere standen zagen het als een barbaars verschijnsel, al is het goed te vergelijken met de mensuur, het duelleren tussen studenten met het doel iemand een litteken toe te brengen of er een te krijgen. Vooral in Duitsland werd zo’n litteken uit een duel als een ereteken beschouwd. Uiteindelijk zou het bekkensnijden in de negentiende eeuw verdwijnen, maar de mensuur nog niet.

Niet alleen Andriessen verbond het bekkensnijden met De Bilt. Het boek De Aardbol deel 3 Beschrijving der Nederlanden, dat in 1841 in Amsterdam verscheen, besteedde in de beschrijving van De Bilt uitvoerig aandacht aan de bekkensnijders: ‘Hier bestond, even als op meerdere plaatsen dezer provincie, als mede in Noord- en Zuid-Holland, in de voorgaande eeuw nog de barbaarsche gewoonte onder de boeren, om op kermis elkander uit te dagen en met messen zonder punt en naar vaste regelen het gezicht te misvormen. Geene jonge boerin zoude eenen vrijer verkiezen, die de teekens van zijnen heldenmoed niet op het aangezicht droeg. Hoofdvechters hingen de messen voor hunne deuren of in de herbergen op, en het aanraken van dezelve was eene uitdaging.’

De Bilt had boeren en bruiloften en heel populaire kermissen en dus zal het bekkensnijden inderdaad niet onbekend geweest zijn. Uit onderzoek van onder meer Kees Floor blijkt echter dat het bekkensnijden in vrijwel het hele land voorkwam. Het werd vooral met het Gooi en met Eemland in verband gebracht en van alle plaatsen werden Soest en Oss het meest genoemd. Het gaat wat ver om de Biltenaren de bijnaam ‘bekkensnijders’ te geven, maar men deed het vermoedelijk  toch omdat het zo mooi allitereerde.

DAB

 

U bevindt u op de Rondleiding over de Volkscultuur. Voor het vervolg klik HIER.

 

Literatuur:

De Aardbol, Magazijn van hedendaagsche land- en volkenkunde III De Nederlanden, Amsterdam 1841.

P.J. Andriessen, iets anders, bevattende een beschrijving van de provinciën Zuid-Holland en Utrecht, Deventer 1891.

K. Floor, Barbaarse Biltse bekkesnijders, in: De Biltse Grift maart 2018.

J. ter Gouw, De Volksvermaken, Haarlem 1871.