In de hierna vertelde verhalen en berichten komen twee bevolkingsgroepen en hun leefwereld naar voren: die van veen- en landarbeiders en dienstboden en die van de rijkere boeren die het dorp kende. [Tekening van Johannes Tavenraat (1819 – 1881) ‘Kerkje tussen bomen eenden, een kalf en een boerenmeid’, Rijksmuseum Amsterdam.]
Meer informatie
De verhalen stammen uit 1885. Ze moeten van mond tot mond zijn gegaan. We lezen in de landelijke pers over kwakzalverij, brandstichting en een merkwaardig groot dwaallicht. Onder de daders bevindt zich een arme dienstmeid, onder de slachtoffers treft men Westbroekse boeren aan.
Arm en ongezond Westbroek in 1885
Het dorp Westbroek was bepaald ongezond en velen leefden in armoede. We lezen in het verslag van het Geneeskundig Staatstoezicht over 1868:
‘Vele woningen zijn niet zeer geschikt. Er wordt geen toezigt op de voedingsmiddelen gehouden dan alleen op brood. Het drinkwater is deels wel- deels slootwater. Er zijn geen riolen: de secreten staan meest op putten: sommige zijn slecht ingericht. Vooral te Westbroek zijn vele vuile slooten, groote mesthoopen – nabij de huizen en gebrekkige afvoer van water en vuil.’
De parlementaire enquêtecommissie van 1887 ondervroeg Utrechtse veenarbeiders zoals die van Westbroek over hun leefomstandigheden. Hierna volgt een korte selectie uit de antwoorden:
‘[In onze woningen zijn] van boven […] er een of twee gaten in voor de rook. Het vuur brandt in het midden zo maar op de grond; de as wordt geregeld verwijderd; daarvoor betalen wij aan een jongen een cent per week. […] Wij liggen op wat stro. Wij nemen een deken mee en krijgen nog een deken of paardendek van de baas; andere bazen – want dit is overal niet hetzelfde – verstrekken linnen zakken. […] Er komt dan veel kou door de naden tussen de planken.’
Bijgeloof, brandstichting en een ‘dwaallicht’
Het is in deze omgeving, dat de arme dienstmeid Willempje Schotsman in de zomer van 1885 uit frustratie de hooiberg en de veeschuur van haar werkgever in brand zette. Het moet het gesprek van de dag zijn geweest en haalde de landelijke pers. De boer en zijn vrouw vertelden bij de rechtszitting niets te weten van de slechte behandeling waarvan Willempje hen beschuldigde. Ze verdween voor drie jaar achter de tralies.
Een paar maanden eerder had een ander opvallend verhaal de ronde gedaan. Veehouder Baas had zich tegen betaling door handoplegging, bezweringsformules en inwrijven met wijwater willen laten genezen van reumatiek. De oplichter, een zekere Van Kleef maakte de goedgelovige boer wijs ‘dat hij een zevende zoon was met een dubbele kruishelm geboren en daardoor macht bezat menschen te genezen’.
Aan het eind van het jaar, in december 1885, baarde een opvallend natuurverschijnsel opzien: een groot en helder ‘dwaallicht’ lokte ’s avonds veel Westbroekers naar buiten. Wat er allemaal aan de hand was kan men uitgebreid lezen door aan te klikken: 1885 of een bijzonder jaar in Westbroek.
Voor een uitgebreid artikel over de sociale historie van Maartensdijk en Westbroek in de negentiende eeuw klik men aan: Leven en wonen in Maartensdijk in de 19e eeuw.
AD
Afbeelding: het kinderrijke Westbroek omstreeks 1900 (beeldbank Utrechts Archief.)