Maartensdijk kreeg in 1762 een brandspuit, Westbroek in ieder geval niet veel later. Uit 1782 stamt de brandkeure ofte Reglement en ordre op den brand; mitsgaders de beheering en ’t gebruik van de brandspuit in Westbroek. [Toepassing van een nieuw type houten brandspuit, 1667, Michiel Comans (II), 1667. Rijksmuseum Amsterdam]
In dit reglement staan niet alleen voorschriften voor de behandeling van de spuit en voor het personeel (een door de schout en het gerecht aan te stellen brandmeester, twee assistenten en dertig ‘gemeene bediendens’; er is sprake van oefeningen). Men leest er ook in, dat voor brand blussen en het gebruik van de spuit door de inwoners niet hoefde worden betaald. Wel werd, als assistentie met de spuit aan een ander gerecht werd verleend, daarvoor vijftig gulden in rekening gebracht door het gerecht Westbroek.
Ook de dorpsbevolking werd geïnstrueerd. Het was verboden, de doorgang van de spuit te belemmeren. Er werden allerlei maatregelen voorgeschreven om brand te voorkomen. De schout en het gerecht moesten regelmatig inspectie houden van schoorstenen en stookplaatsen. Gedoofde maar nog warme kolen moesten in koperen, ijzeren of aarden potten worden bewaard. Bakkers betaalden bij overtreding van dit voorschrift de eerste keer drie, bij herhaling zes gulden, de dorpelingen respectievelijk twintig stuiver en drie gulden. Niemand mocht met een brandende pijp in de buurt van een hooiberg komen. In de winter moest het water in de vaarten door een forse bijt worden opengehouden. Wie meer wil lezen kan, om delen van de officiële keur te lezen, aanklikken: De brandkeur van Westbroek
Voor de Maartensdijkse brandweer in de achttiende eeuw klikke men HIER.
AD
Bron: Utrechts Archief. Verzameling keuren en verordeningen. Inv. nr. 303.