Na het succes van de Oude Hollandse Waterlinie werd in de negentiende eeuw de Nieuwe Hollandse Waterlinie ontwikkeld. Ook deze waterlinie bestond uit terreinen die men onder water kon zetten en uit forten. Drie forten liggen nu nog op de grond van de gemeente De Bilt: Voordorp, Griftenstein en Ruigenhoek, maar het waren er vroeger meer.
Achtergrond
Toen de Fransen in 1813 uit ons land vertrokken waren, probeerde men de verdediging tegen vreemde invallers beter te organiseren. De Hollandse Waterlinie die in 1672 een deel van het land beschermd had, had Utrecht onverdedigd gelaten. Dat wilde men nu anders doen: een reeks van nieuwe inundaties en forten zou aan de oostkant Utrecht beschermen. In de loop van enkele tientallen jaren ontwikkelde men een verdedigingslijn die men de Nieuwe Hollandse Waterlinie noemde en die effectiever moest zijn en een aantal forten zou omvatten.
Tussen 1816 en 1824 werden Fort aan de Klop, Fort de Gagel, Fort Blauwkapel, Fort de Bilt, Fort Vossengat, de vier Lunetten en Fort Jutphaas gebouwd. Deze forten vormden de eerste verdedigingsgordel om Utrecht. Later zou er nog een tweede verdedigingsgordel aangelegd worden; daarover meer in het volgende deel van de rondleiding.
De grote slokop Utrecht
In de periode na 1813 hebben verschillende forten geheel of gedeeltelijk gelegen op grond die toebehoorde aan gemeentes die later De Bilt zouden vormen. In de loop van de tijd werd die grond met de forten toegewezen aan de gemeente Utrecht.
In Westbroek lag tot 1954 Fort De Gagel. Westbroek had van 1848 tot 1954 ook een deel van de grond van Fort De Klop.
Maartensdijk bezat Fort De Bilt tot 1830 en Fort Blauwkapel tot 1954.
De Bilt had tot 1896 een deel van de grond van Fort Vossegat, dat op het terrein van de Kromhoutkazerne lag. Vanaf 1859 lag een deel van het inmiddels uitgebreide Fort de Bilt op Biltse bodem en de rest lag in Utrecht. Uiteindelijk zijn al deze forten opgeslokt door Utrecht.
DAB, MB
U bevindt u op de Rondleiding over de Hollandse Waterlinie. Voor het vervolg klik HIER.