Op 31 januari 1795 werd de in de titel van deze post genoemde Verklaring in Den Haag uitgevaardigd.  Deze verklaring werd door de inwoners van Westbroek omarmd. [Rijksmuseum Amsterdam.]

 

Meer informatie

Op die dag stelden de ‘Provisionele Representanten van het Volk van Holland’ de Verklaring vast. Deze ‘representanten’ of vertegenwoordigers vormden  de voorlopige volksvertegenwoordiging van ons land. Die was ingesteld na de Franse inval die het einde van de Republiek bracht.

De Nederlandse Verklaring kende een lange voorgeschiedenis, al vanaf de zeventiende eeuw. Met name in de jaren tachtig van de achttiende eeuw werd er door patriotten uitgebreid over mensen- en burgerrechten gesproken en geschreven. Zo was in 1781 het befaamde ‘Aan het Volk van Nederland’ verschenen, van de hand van Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Daarin werd betoogd, dat de ‘natuurlijke en historische vrijheden van het volk’ moesten worden hersteld. Het ging om vrijheden die door de Oranjes en de regenten waren afgepakt. In Frankrijk verscheen acht jaar later de  Déclaration des droits de l’homme et du citoyen. Daarvan namen ook de na de Pruisisch inval  van  1787 naar Noord-Frankrijk gevluchte patriotten uitgebreid kennis.

Toen zij in 1795 terugkeerden, stonden zij aan de wieg van de tekst van de Nederlandse Verklaring. Die was mede geïnspireerd door de Amerikaanse Bill of Rights van 1787. Zo was er er in de Nederlandse Verklaring sprake van zelfbeschikking van de inwoners van het land,  die ‘vrij en gelijk in rechten waren geboren’. De Nederlandse Verklaring vertoonde typisch Nederlandse kenmerken en verlangde algemeen kiesrecht, gelijkheid voor de wet, recht op eigendom, vrije godsdienstuitoefening,  vrijheid van meningsuiting en  nog veel meer.

Ook in het gewest Utrecht werd deze verklaring omhelsd. Aanvankelijk werd er nog niet gedacht aan een scherpe scheiding tussen kerk en staat. Zo werd op 8 maart 1795 in Utrecht een biddag uitgeschreven, met de aanhef: ‘Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. Geliefde Broeders en Susters!’ waarbij godsdienst als ‘de sterkste steun der menschelijke Maatschappij’ werd omschreven.

Westbroek en de Verklaring van de Rechten van de Mensch en van de Burger

Hieronder is een door de stemgerechtigde inwoners van Westbroek ondertekende verklaring uit 1795 afgebeeld. Men leest dat de ondertekenaren ‘geene regering voor wettig erkennen, dan rechten van den mensch en den burger gegrond is.’ De ondertekenaren verwierpen het ‘gewelddadige, onwettige en onbestaanbare’ stadhouderlijk regime van Willem V.  Men ziet dat 21 Westbroekers hun handtekening zetten, en negen een kruisje, wat inhoudt dat een derde van hen niet kon schrijven. Dat is een opvallend getal, omdat omstreeks 1800 een vijfde van de bevolking analfabeet zou zijn geweest.

AD

 

Meer over dit onderwerp:

F.H. van der Burg, H. Boels en J.P. Loof, Tweehonderd jaar rechten van de mens in Nederland: de verklaring van de rechten van de mens en van de burger van 31 januari 1795, toegelicht en vergeleken met Franse en Amerikaanse voorgangers (Leiden 1995).

Lees met name ook: Wouter van Dijk, De Stem van het Volk. Ontwikkeling van de democratie vanaf 1795 (Zwolle 2025/Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen Breukelen).

Over geletterdheid in Nederland vanaf de late achttiende eeuw: O.W.A. Boonstra, Illiteracy in the Netherlands in the nineteenth century (Umeå 2006).

 

Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen. Toegang 1047, Gerecht Westbroek, 1625-1813, nr. 19: Onderteekend declaratoir van de stemgerechtigde burgers, dat zij “geene regering voor wettig erkennen, dan rechten van den mensch en den burger gegrond is.”