Tot tweemaal toe gaf de Biltsche Courant uitgebreid aandacht aan de invoering van het vrouwenkiesrecht in Nederland. (Affiche van Theo Molkenboer, 1918: “Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Laat mij binnen – ik breng nieuw licht.”)

 

Meer informatie

Bij de  Grondwetsherziening van 1917 kregen vrouwen het recht zich verkiesbaar te stellen. Toen werd ook de grondwettelijke belemmering van het vrouwenkiesrecht opgeheven.  De concrete invoering werd in 1919 bij wet vastgelegd. Toen werd het initiatief wetsvoorstel-Marchant over het vrouwenkiesrecht aangenomen, waarin het recht van vrouwen om te stemmen voor de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraden wettelijk werd geregeld.  Vrouwen konden vanaf 1 januari 1920 net als mannen hun stem uitbrengen, al werd dat recht pas in mei 1920 geëffectueerd toen de jaarlijkse actualisering van gemeentelijke kieslijsten plaatsvond.

De Biltsche Courant schreef op 4 januari 1919:

Vrouwenkiesrecht. Of het dit jaar nog komen zal? We zouden ons niet graag aan een voorspelling wagen. Maar — dat het toch niet lang meer uitblijven kan, lijkt ons vrij zeker. Immers dezer dagen heeft een vrouw van anti-revolutionaire huize, Mevr. J. Brummelkamp—Esser, in Amsterdam voor een vergadering van vrouwen gesproken en er op aangedrongen, dat de vrouwen moeten gaan weten, hoe en op wie ze moeten stemmen, studiekringen moe- ten gaan vormen, om de partijprograms te leeren kennen en zich dan moeten aansluiten bij de bestaande kiesverenigingen, enz.

Waar men van deze zijde al toebereidselen maakt voor het organiseeren der vrouwelijke stemgerechtigden, daar meenen we wel als zeker te mogen vaststellen, dat een voorstel tot invoering ook van het actief vrouwen- kiesrecht bij de tegenwoordige Kamer op weinig tegenstand zal stuiten.

Op 17 mei 1919 kon men lezen:

Met 64 tegen 10 stemmen is alzoo verleden week Vrijdag het wetsontwerp, waarin het actief vrouwenkiesrecht is vastgelegd, aangenomen. Van de 100 Kamerleden waren er dus 26 afwezig, maar al waren die heeren op hun post geweest, dan zouden ze, gesteld, dat ze verklaarde tegenstanders waren van Vrouwenkiesrecht, de zaak toch niet hebben kunnen keeren. En waarschijnlijk zouden verscheidene van de afwezige heeren toch ook vóór gestemd hebben.

Aan de eerstvolgende verkiezing zullen dus de vrouwen ook deel moeten nemen. Want ook voor haar geldt de stemplicht. Natuurlijk niet voor de Raadsverkiezing, die a. s. Dinsdag staat gehouden te worden. Maar — ’t volgend jaar, met het opmaken van de nieuwe kiezerslijst zullen de vrouwen eveneens op die lijst voorkomen. Mocht er soms, wie weet door welke bizondere omstandigheden een verkiezing noodig zijn, dan zullen de vrouwen dus, indien ze zou plaats vinden na 15 Mei 1920, mee de beslissing in handen hebben.

Als we van een verkiezing spreken, dan bedoelen we daarmee een Kamerverkiezing. Voor de Staten of den Raad is de zaak nu voorloopig van de baan. De mogelijkheid bestaat natuurlijk, dat er een conflict komt tusschen Tweede Kamer en Ministerie en eveneens is er kans, dat de commissie voor de grondswetsherziening spoedig klaar komt. Dan zou na aanneming van haar voorstellen door de beide Kamers, de Tweede Kamer moeten worden ontbonden (en misschien wordt dan de Eerste Kamer wel geheel afgeschaft) en dan zouden nieuwe Kamerverkiezingen moeten plaats hebben, waaraan dan de vrouwen eveneens deel zouden moeten  nemen. Maar — het meest waarschijnlijk is, dat de vrouwen pas in 1922 haar eersten gang naar de stembus moeten maken.’

De krant was te somber, het wetsvoorstel van Marchant werd op 10 juli door de Eerste Kamer aangenomen  en vanaf 1 januari 1920 waren vrouwen stemgerechtigd voor het lands-, provinciaal en gemeentelijk bestuur. Het zou nog lang duren, tot na de Tweede Wereldoorlog  voor de eerste vrouwen in de Biltse Raad zitten namen.

AD