Om de arbeiders aan het lezen te krijgen besloot een groepje vooraanstaande heren in De Bilt om een volksbibliotheek op te richten. Links zien we het huis van gemeentebode Van Santen, waarin die bibliotheek oorspronkelijk was gevestigd en waarin later de kruidenierszaak van Radix huisde. (Ansichtkaart in Het Utrechts Archief)
In het laatste kwartaal van de negentiende eeuw kwam ook in Nederland de industrialisatie aarzelend op gang. Daardoor werd de arbeidersklasse beter zichtbaar. In deze tijd ontstond bij de gegoede burgerij de behoefte om deze laag van de bevolking te verheffen en te beschaven door de mensen aan het lezen te krijgen. Het bedrijfsleven had ook behoefte aan arbeiders die konden lezen. Dit leidde onder meer tot de oprichting van de Wereldbibliotheek en van openbare leeszalen.
In De Bilt nam gemeentesecretaris mr. A. Pronk van Hoogeveen het initiatief voor de oprichting van een bibliotheek voor het gewone volk. Samen met M. Dolman en mr. P.H.R. van Rossem stichtte hij in 1897 de eerste openbare bibliotheek: de Biltsche Volksbibliotheek.
De oprichters huurden voor de bibliotheek een kamer bij de gemeentebode Gerrit van Santen, die ook aanspreker was. Hij woonde in de Dorpsstraat. In 1901 verhuisde de bibliotheek naar een ruimte in de rijtuigfabriek van Ingenhoes en Buitenweg; later naar de Torenstraat en naar de Tuinstraatschool. Alleen op donderdagavond konden de inwoners van De Bilt boeken komen lenen.
De medewerkers waren vrijwilligers en de boeken waren aanvankelijk schenkingen van particulieren. Ze stonden in een kast en toen de collectie groeide in vier kasten. Naarmate er geld binnenkwam door schenkingen, kocht men ook nieuwe boeken aan. In het vijfde jaar waren er ongeveer 600 boeken en na twintig jaar ruim 2000. Toen hadden wat meer huizen in het dorp gasverlichting, zodat de inwoners ook ’s avonds konden lezen.
Bekende namen van negentiende-eeuwse schrijvers domineerden het aanbod, zoals J.J. Cremer, Geertruida Bosboom-Toussaint en Jacob van Lennep. Het buitenland was vertegenwoordigd door vertalingen van bijvoorbeeld Charles Dickens en Louisa May Alcott. Er waren ook boeken voor de jeugd. De leiding besloot, geen technische werken, studieboeken en romans in vreemde talen aan te schaffen, want ontspanning was de hoofdzaak.
Het uitleenseizoen liep in principe van oktober tot en met maart of april. Soms werd de uitleen tijdelijk onderbroken zoals gedurende de Eerste Wereldoorlog vanwege de brandstofschaarste en tijdens de Spaanse Griepepidemie vanwege het besmettingsgevaar. In de Tweede Wereldoorlog legde men de bibliotheek stil toen de bezetter in 1943 eiste dat alle boeken van Engelse en Amerikaanse schrijvers moesten worden ingeleverd.
Inmiddels waren er meer uitleenbibliotheken opgericht, gedeeltelijk openbaar, gedeeltelijk verzuild en voor een gedeelte ook commercieel. Men trof ze bijvoorbeeld aan in de boekwinkels van Bodegraven aan de Burgemeester de Withstraat en van Bangma aan de Vinkenlaan. Er waren katholieke en protestants-christelijke bibliotheken. De meeste uitleningen vonden plaats in het plaatselijke filiaal van de Openbare Leeszaal Utrecht.
In Utrecht kreeg de directie wel bedenkingen tegen het feit dat boeken werden uitgeleend in andere gemeenten en in 1962 sloot men het filiaal. Daarom besloten de overgebleven bibliotheken in De Bilt om samen te werken. Alleen de protestants-christelijke bibliotheek deed niet mee omdat moderne schrijvers zoals Claus en Mulisch voor dat gedeelte van de bevolking niet acceptabel waren. In 1965 richtten de bibliotheken samen de Centrale Openbare Bibliotheek De Bilt – Bilthoven op. Daarmee hield de Volksbibliotheek op te bestaan.
DAB
Literatuur:
P.H. Damsté, Zestig jaren Biltsche Volksbibliotheek, De Bilt 1958.
T. Langerveld, Honderd jaar geleden: oprichting van de Volksbibliotheek, in: De Biltse Grift december 1997.