Het archief van de hervormde kerk van Westbroek bevat een foliant, die op het eerste blad begint met de namen van de vroegste Westbroekse predikanten, zoals hier afgebeeld. [Regionaal Historische Centrum Vecht en Venen, inv. 978, deel 1.]
Men leest er dat Henricus van Haestricht in 1577 de eerste predikant zou zijn geweest. (Meer over hem kan men lezen door HIER te klikken.) Hij werd in 1581 opgevolgd door Joannes Mattheus. In 1611 trad dominee Johannes Seghermannus aan. Na diens overlijden werd in 1631 Thomas Hughes of Huyges predikant. Die maakte in 1640 plaats voor ds. Timannus [Tijmansz.] de Heer. Als laatste wordt Johannes Thiers (of Thiens) genoemd, aangetreden in 1648.
De eerste kerkenraadsverslagen
De kerkenraadsverslagen van de Westbroekse hervormde kerk beginnen op het volgende blad, in januari 1640, met de vermelding, dat de Staten van Utrecht, de classis Amersfoort en de synode van Utrecht akkoord waren gegaan met het gedwongen vertrek van ds. Thomas Huyges uit Westbroek. De hoogste kerkelijke en wereldlijke autoriteiten van het gewest waren kennelijk daarbij betrokken. (Daarover meer verderop in deze en de daarop volgende post in de reeks over de Biltse gereformeerden.) Men leest daarna dat een beroep werd uitgebracht op ds. Timannus de Heer van Schelluinen, om predikant van Westbroek te worden
Over een beledigde kerkenraad en predikant met een geschaadde reputatie
Op 1 november 1640 lezen we, dat Huyghes, een getuigschrift vroeg voor zijn ’getrouwe bedieninghe alhier’. De eerwaarde had de tekst van die attestatie zelf maar geschreven, met weglating van negatieve informatie over hem: ‘dat d[ominee] Thomas Huyges onse kerke van Westbrouck ende Achthienhoven in de tijdt van ontrent acht jaren met de predikatie van Godes H[eilig] Woert, het administreeren […] des H[eiligen] Sacraments […] [het verzorgen van het sacrament van het Avondmaal] en wat wijders den kerkendienst aenlanght als een getrouwe predikant heeft betreden [is opgetreden].’
De kerkenraad wilde deze tekst niet overnemen: onbesproken was het gedrag van de predikant niet geweest. Ook zouden kwaadwilligen er wel eens misbruik van kunnen maken en achterdocht aanwakkeren. Bovendien vond de kerkenraad dat ze onbevoegd was: het einde van Huyges’ predikantschap was een zaak van de classis Amersfoort en van de synode van Utrecht geweest. Op 29 november 1640 bleek dat ook de classis Amersfoort geen positieve attestatie, zoals door Huyges gewenst, adviseerde. Met zo’n attestatie zou Huyges in een nieuwe woonplaats aan het Avondmaal kunnen deelnemen en zo volwaardig kerkenlid zijn. Intussen was Huyges in Westbroek al wel weer tot het Avondmaal toegelaten.
Huygens nam met de afwijzing geen genoegen. Hij verscheen op 28 maart 1641 voor de Westsbroekse kerkenraad. Hij verklaarde dat hij en zijn vrouw, Sara Cools, na afloop van het Avondmaal hadden begrepen, dat de druiven voor de Westbroekse kerkenraad nog steeds heel zuur waren. De ex-predikant beloofde zich te willen verzoenen met iedereen die hij beledigd had. Hij wilde, zei hij grootmoedig, de stokers die hem en zijn vrouw beledigd hadden ook wel vergeven.
De reactie moet koel zijn geweest: de kerkenraadsleden verklaarden, alles uit hoofde hun ambt gedaan te hebben. En vooral: zij waren de beledigde partij! Huyges werd verder verzocht het geld dat hij voor de Westbroekse armenkas had ontvangen, te overhandigen. Van een af te geven attestatie kon tenslotte alleen sprake zijn als daarin gerept werd over Huyges niet onbesproken leven en de vrijpostigheden die hij zich had veroorloofd als predikant en inwoner van Westbroek.
In een volgende vergadering, op 9 april 1641, werd nog eens benadrukt, dat er geen attestatie zou worden afgegeven zolang Huyges het geld voor de armenkas niet aan de diaconie had overhandigd. Ook moest verrekening plaatsvinden van het geld dat Huyges’ opvolger Timannus de Heer had moeten betalen voor het verblijf in het huis van wijlen Simon Stael. (Het lijkt erop dat Huyges op dat moment de pastorie nog niet had verlaten.) De kerkenraad bleef onwrikbaar op het punt van de excuses die Huyges en zijn vrouw moesten maken voor hun gedrag. Ook was het noodzakelijk dat alle beledigde partijen het voormalige predikantenechtpaar vergaven.
Op 20 juli 1641 was de zaak nog niet afgehandeld en sleepte hij zich voort. Op 28 november vroeg de Utrechtse kerkenraad aan de Westbroekse collega’s: ‘waarom kreeg Sara Cools geen attestatie mee van de Westbroekse kerk?’
Pas op 10 februari 1642, meer dan een jaar na Huyges eerste verzoek, grepen vertegenwoordigers van de Utrechtse synode in. Nadat Huyges de gevraagde gelden had overhandigd en vergeving voor de wandaden waarvan men hem betichtte had gevraagd en gekregen, ontving hij zijn attestatie. Het was een document dat hij nodig had om lid van de Harderwijkse kerk te worden en op hem die manier geschikt maakte voor ‘synen nieuwen schooldienst’ daar die ook in Harderwijk onder het gezag van kerkenraad van de stad viel . Uitdrukkelijk werd in de attestatie, anders dan Huyges had gewild, vermeld, dat er problemen waren geweest met de man. Een kwestie die was besproken in en aangepakt door de classis van Amersfoort en de Synode van Utrecht. Meer over deze boeiende kwestie kan men lezen in de post over Huyges’ wangedrag. Dat is tevens de volgende post over de Biltse gereformeerden tijdens de Republiek en met name die in Westbroek, en is getiteld Westbroek en de Reformatie.
AD
Bron: Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, inventaris nr. 978 archief van de hervormde gemeente Westbroek 1515-1985, vol. 1.
De attestatie van Huyges