Elders op deze site hebben we de het spook van Rustenhoven en andere spookverhalen uit Maartensdijk beschreven, maar sagen over spoken werden in alle dorpen van De Bilt verteld. Afbeelding: voorblad van The Legend Of Sleepy Hollow  van Washington Irving (1899), getekend door Frederick Simpson Coburn.

 

Meer informatie

‘Op de hei liepen vroeger witte wieven of vrouwen rond, schimmen of geesten waren het, die de mensen plaagden’, vertelde Albert Pastunink uit Bilthoven. ‘Ze vertrapten de aardappels of ander gewas, maar ze kwamen nooit dicht in de buurt van een huis waar mensen woonden.’ Binnenshuis waren er inderdaad opvallend weinig spoken want daar voelde men zich veilig.

Het geloof in spoken is al heel oud en we zien het in vrijwel alle culturen. In het Nieuwe Testament moest Jezus na zijn opstanding de discipelen ervan overtuigen dat hij geen spook was. Het gaat volgens cultureel antropologen terug op een periode van voorouderverering, toen de mensen geloofden dat hun ouders en voorouders na de dood nog bleven voortbestaan. Dat kon alleen waar zijn als je aannam dat de geest of ziel een bestaan los van het lichaam had. Doordat de geest daarvoor ook in het lichaam had bestaan, moest hij wel heel ijl zijn; je kon hem vergelijken met de adem. Het woord ‘spiritus’ betekende in het latijn dan ook zowel adem als geest. Dan was het ook logisch dat iemand een doorzichtige, witte vrouw zag. Deze ‘witte wieven’ zag men in heel Europa.

Het spook kon ook een andere vorm aannemen. Hendrika Kuus-Bolink, een naaister uit Bilthoven, vertelde dat er vroeger een vurig spook rondliep dat het op mensen had voorzien. Het vurige spook stond meestal voor een brug of een loopplank en dan durfde je daar natuurlijk niet meer overheen. Dit lijkt meer op een boze geest, een demon.

Geregeld zag men spookhonden. Vaak was de aanwezigheid van het spook zelfs alleen maar te merken aan een onheilspellend geluid. Soms merkte je dat je werd opgetild en opzij gezet. Steven Evertse, boer en koetsier uit Groenekan, vertelde over een plek tussen Doorn en Leersum waar dit vaak gebeurde. ‘Op die plek dan, daar bij de Darthuizerberg, als je daar ’s avonds voorbijkwam, dan werd je zo aan de kant gegooid. Daar zat iets op die plek.’  Dat overkwam ook elders veel mannen die laat in de avond naar huis gingen, met name als ze uit de kroeg kwamen. Velen belandden in een greppel of in de sloot.

Spoken werden meestal waargenomen op vaste plaatsen, zoals het kerkhof in De Bilt. Als iemand op zo’n plek een spook had gezien, dan zagen andere mensen het later ook.

Gedwongen terugkeer van de doden

Men nam aan dat iemand na zijn dood ongewild terugkeerde en dan de vorm aannam van zijn vroegere lichaam . Men sprak wel over een ‘terugkeerder’ en tegenwoordig gebruikt men ook de Engelse term ‘revenant’. In dat geval was de verschijning vaak niet van een levende persoon te onderscheiden.

In de dorpen rond De Bilt worden terugkeerders ook genoemd. Pastunink weer: ‘Het is ook gebeurd dat er een man hier doodging en een paar dagen later terugkwam en toch hadden ze hem begraven. Ze zagen hem duidelijk voor zich en ze herkenden hem aan zijn stem. Wat hij zei, konden ze niet verstaan. Die vent had niet best geleefd en hij had nog wat willen zeggen voor hij doodging, maar dat kwam er niet uit en daarom kwam hij terug.’

Soms kwamen ze terug omdat ze alsnog een verplichting moesten nakomen. ‘Vrouw de Rooij hier op Maartensdijk was al lang dood, al jaren, maar elke avond liep ze hooi op te schudden voor de koeien. Elke avond! Ze had vroeger eens wat beloofd aan de mensen en daarom kwam ze iedere keer terug. Oude mensen die haar gekend hadden, herkenden haar onmiddellijk, al zei ze geen woord.’

(Het komt overigens ook nu wel heel vaak voor dat iemand op straat een ander meent te herkennen en dan beseft dat het een vergissing is omdat die ander recent is overleden. Onze geest past zich maar langzaam aan aan het verdwijnen van iemand uit ons leven.)

Een namaak spook

Daarnaast waren er ook grappenmakers die zich als spook verkleedden. ‘Het moet gebeurd zijn dat er zo’n spook hier ergens op een brug zat,’ vertelde Steven Evertse. ‘Een witte gedaante was het, en het zat midden op de brug. Er kwam een kerel langs, zo’n onverschillige, en die sloeg dat witte spook met een eind knuppel op zijn kop en zo het water in. Het was een mens, en dood natuurlijk. Maar nou komt het: dat lijk hebben ze nooit gevonden. Alles hebben ze afgedregd, maar niks meer gezien.’

Als we kijken naar de omringende dorpen buiten de gemeente  De Bilt, dan zag men daar heel veel spokende vrouwen, bijna altijd witte wieven, maar ook een paar keer een zwarte vrouwengestalte. Soms was er sprake van teruggekeerde doden. Verder zag men opvallend veel spokende dieren, vooral honden.

DAB

 

U bevindt u op de Rondleiding over de Volkscultuur. Voor het vervolg klik HIER.

 

Literatuur:

Heupers, E. (ed.), Volksverhalen uit Gooi- en Eemland en van de westelijke Veluwe, 3 dln., Amsterdam 1981 en 1984 nr. 1306, 1932, 1957, 1958, 2976, 2981, 2982, 3400.

Haase, D. (ed.), The Greenwood encyclopedia of folktales and fairy tales, 3 dln. Westport – London 2008.

Stiffler, M. W., The German Ghost Story as Genre. New York 1993.