Ons land werd in 1810 onderdeel van Napoleons Franse keizerrijk. Dat had als gevolg dat in 1811 Napoleons Code Civil hier te lande werd ingevoerd. Als gevolg daar weer van werd kwam er ook een ‘Burgerlijke Stand‘.  [Napoleon schrijft de Code Civil. Allegorie door Jean-Baptiste Mauzaisse, 1833, in het Nationale Museum of Malmaison en Bois-Préau, Frankrijk.]

 

Meer informatie

De registratie van geboorte-, doop en sterfcijfers was geen zaak meer van de kerk maar van de overheid. Daarna ontstond bij de overheid al snel de behoefte ook de samenstelling of het verloop van de bevolking bij te houden. Dat gebeurde in aparte registers die door de lokale burgemeesters moesten worden gemaakt.

In de Franse tijd werd nog gesproken van het ‘Registre des habitants’ of ‘Registre Civique’; na 1815  noemde men deze gegevensverzamelingen ‘Bevolkingsregisters’ of ‘Registers van bevolking en inwoning’. In deze ‘registres‘ of registers werden  de datum van inschrijving, de voor‑ en achternaam, het beroep de geboortedatum en -plaats van de inwoners genoteerd.

Het Westbroekse register van 1813 telde 196 namen van huishouden-hoofden. Als we de huishouden-grootte op vijf stellen, telde Westbroek in 1813 980 inwoners.  Een kwart van de huishouden-hoofden  was boerenarbeider, meer dan een derde was boer. Gemiddeld had een Westbroekse boer 15 hectare in bezit of pacht. (De oppervlakte van het gerecht was in de vroege negentiende eeuw 1600 bunder of hectaren. Het lijkt erop, dat, bij schatting,  maximaal een derde van de Westbroekse grond of ruim 530 hectare bestemd was voor turfproductie.  Uitgaande van de beschikbare hoeveelheid landbouwgrond was de gemiddelde grootte per boerenbedrijf dan zeker vijftien hectare. )

De aanwezigheid van de namen van drie tuinlieden in het register zal te maken hebben gehad met de aanwezigheid van het toen nog bestaande buiten de Alphenhof. [Voor meer daarover klik men HIER.]

Bij het winnen van turf was in 1813 nog maar één persoon betrokken. Dat had waarschijnlijk te maken met het verbod op turfwinning van 1790, dat naar het schijnt later in de negentiende eeuw niet meer van toepassing was. [Voor meer informatie daarover: klik HIER.]

Verder valt in het register de aanwezigheid van enkele ‘baggerlieden’ op. Een ‘baggerman’  haalde bagger omhoog uit de sloten en plassen met zijn ‘bok’ of ‘praam’  en bracht die per schuit naar boeren en tuinders.

In het dorp was één persoon werkzaam als ‘stierenbegeleider’, in modern Nederlands ‘inseminator’, de persoon die met zijn stier voor de bevruchting van het rundvee  zorgde.

Opvallend is het register de aanwezigheid van een ‘telegrafist’, de man die de telegrafie- installatie op de kerktoren bediende. (Voor meer informatie daarover klik men HIER.)

De sociale top van het dorp bestond uit ‘de Ingenieur 1e klasse van het kadaster’, ‘de dominee, de leraar Frans en de onderwijzer van de dorpsschool en drie renteniers. Mogelijk hoorde daar ook de chirurgijn toe.  De ‘maire’ of burgemeester wordt in het register niet genoemd.

Er waren ruim twintig ambachtslieden in het dorp. Het ging om  (scheeps-) timmerlieden, bakkers, kleermakers, klompenmakers, een  kuiper, een schilder, een uitdrager of begrafenisondernemer, een molenaar, een schoenmaker en een wagenmaker. Verder waren er drie vissers, drie winkeliers en twee herbergiers, een veldwachter en een koopman.  Wie het register zelf wil raadplegen klik aan: Régistre civique de la commune de Westbroek

 

AD

 

 

Bron:

Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, inventaris/toegang 1047, gerecht Westbroek, ‘Archief van den Maire, nr.  282,  Régistre civique de la commune de Westbroek, 1813.