In 1810 kwam een eind aan Nederland als onafhankelijke staat. Napoleon annexeerde ons land, het werd een deel van Frankrijk. Door overheidspersonen moest de eed van trouw aan keizer Napoleon worden afgelegd, ook in Maartensdijk. (Mattheus Ignatius van Bree, De intocht van Napoleon te Amsterdam, 9 oktober 1811. Rijksmuseum Amsterdam).

Meer informatie

De eerste koning van Nederland was Napoleons broer Lodewijk Napoleon (1806-1810). Door en onder hem werden een aantal maatregelen genomen om het land naar Frans model te vormen en te moderniseren. Na de val van de Republiek was veel van de autonomie van gewesten, steden en dorpen blijven bestaan. De koning pakte dat aan. Het land werd verdeeld in negen departementen onder een landdrost, de Nederlandse variant van de Franse prefect.  Ook de rechtspraak werd vernieuwd en geüniformeerd. Weliswaar werd Napoleons Franse wetboek,  de Code Civil, niet ingevoerd, maar er kwam wel een Nederlandse variant, het ‘Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koningrijk Holland’.

Het was  allemaal onvoldoende voor de Franse keizer, die voor zijn oorlogvoering een naar hem luisterend en gewillig bestuur nodig had. Daarbij kwam dat Lodewijk Napoleon zich de woede van zijn broer op de hals had gehaald door te weigeren de dienstplicht in te voeren en niet mee te doen met de economische oorlogvoering tegen Engeland. De koning stelde nogal eens de belangen van de inwoners van zijn koninkrijk boven die van Frankrijk en zijn broer. Lodewijk Napoleon werd door de keizer  afgezet en het koninkrijk Holland werd op 9 juli 1810 door diens decreet van Rambouillet ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Bestuurders moesten vanaf dat moment de eed van trouw aan de keizer afleggen.

In de bijlage bij deze post  ziet met twee delen uit de notulen van ‘de maire [burgemeester] en municipale raden van Maartensdijk in het departement van de Zuiderzee, arrondissement van Utrecht  canton Maarssen’. Om ddeze twee delen te lezen klik men aan: Notulen van het Maartensdijkse gemeentebestuur 24-7-1811 en 14-8-1811.

In het eerste deel,  van 24 juli 1811, leest men de eed van trouw aan de keizer die maire Maurits Jacob Eyck in handen van zijn voorganger Van Meerlant moest afleggen: ‘Ik zweere gehoorzaamheid aan den Keizer en yver en verknogtheid [aan hem] in mynen post’.

In het tweede deel, van 14 augustus 1811, leest men, in het Frans, dat Eyck namens de gemeente Maartensdijk een zekere Bart van Es als plaatsvervanger van de zieke Jacob van der Klok naar Den Helder stuurt om daar te werken. Daar werd Van Es ingezet bij een stelling die Napoleon liet bouwen om de marinewerf te beschermen. Ook moest er gewerkt worden op Texel waar de keizer het fort De Schans liet vergroten. Het lijkt hier om een vorm van verplichte arbeid te gaan.

In de daarop volgende (Nederlandse) tekst van dit tweede stuk leest men, dat Eyck opdracht kreeg van de ‘onderprefect’ van het departement van de Zuiderzee om Napoleons verjaardag te vieren, op 15 augustus 1811. Als gevolg daarvan deelde Eyck de inwoners van Oostveen of Maartensdijk mee dat  ‘ter gelegenheid der verjaardag van Zijne Majesteit den Keizer  gebeden aan het Opperwezen zullen worden opgezonden en illuminatiën [hier vuurwerk] door alle opgezetenen zullen worden gedaan’.  De werkende bevolking mocht  tijdens de gebedsdienst en de feestelijkheden – een ’s avonds afgestoken vuurwerk – niet werken.

 

AD

 

Bron: Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, inventaris 1033 (Gerecht Oostveen, 1639-1811). Notulen van het gerecht, sinds 1811 gemeentebestuur, met verbalen van de maire en de schout c.q. burgemeester, 1794 – 1817.