Uit een dossier met de besluiten van de geërfden van Westbroek uit de jaren 1651, 1660, 1682-1753 kan men een goed beeld te krijgen van de kwesties die het dorp bezig hielden. (Utrechts Archief, 216 Domkapittel te Utrecht, nr. 3782). Zo’n kwestie was het herstel van de vervallen kerktoren in 1723, waardoor de kerktoren zijn lantaarn verloor en een eenvoudig kapje kreeg. [Links: Utrechts Archief,  cat. nr. 200495, rechts nr. 15283].

 

Een lantaarn of een goedkope kap?

De geërfden waren de bezitters van vastgoed van de dorpen Westbroek en Achttienhoven. Zij draaiden samen met de eigenaar van de kerk, de diaconie, op voor de kosten ervan. Tot die kosten hoorde ook het herstel van de vervallen kerktoren in 1723, een dure zaak voor de de jaren daarvoor door de veepest getroffen Westbroekers. Ter discussie stond het behoud van de lantaarn op de toren of het aanbrengen van een goedkoper kapje. De tekst hieronder verklaart waarom de kerktoren van na 1723 er anders uitzag dan voor dat jaar.

 

Meer informatie

De kerk van Westbroek was er in 1723 slecht aan toe. Dat valt op te maken uit een stuk van de geërfden van Achttienhoven van donderdag 24 juni 1723, waarin sprake is van een ‘een groot vervallen  van kerck en toorn’. Dat gebeurde na een onderzoek waartoe op 4 juni 1723 was besloten. Herstel was onvermijdelijk en kostbaar, maar Achttienhoven wilde wel voor een derde bijdragen in de kosten. Uit een besluit van de geërfden van Westbroek blijkt dat de inwoners al sedert 1712 zwaar geleden hadden onder de veepest en dat er armoe in het dorp heerste en huizen leegstonden. Ook het onderhoud van de kerk was zwaar achterstallig geworden. Betaling van de onkosten voor het herstel van kerk en toren waren een zware last.

Precies een maand later op 24 juli 1723, kwamen de geërfden van Westbroek bijeen in Utrecht, in het ‘kleine kapittelhuis’. Daar werden bestekken en kosten besproken. Men koos voor het herstel van de toren voor de goedkoopste optie. Dat hield in, dat men geen reparatie van de oorspronkelijke lantaarn wenste maar een nieuw en eenvoudig kapje. [Een lantaarn is een opengewerkte bekroning van een toren en is meestal achthoekig van vorm, in het Westbroekse geval vierkantig.] Later dat jaar, in oktober 1723, bleek het houtwerk van de toren, met uitzondering van de torenzolder, geheel verrot. De kosten – 2.100 gulden – werden, evenals het aanbrengen van een nieuwe kap – omgeslagen over respectievelijk de inwoners van Westbroek en de eigenaars van de toren – de diaconie – en het gerecht Achttienhoven. Westbroek werd aangeslagen voor 1.400 gulden, Achttienhoven voor 700 gulden. Een groot bedrag van in totaal, omgerekend naar hedendaagse koopkracht, ruim 25.000 euro.  Twaalf jaar nadien bleek het dak van de kerk, van leisteen, aan vervanging toe, eveneens een zeer kostbare operatie.

Van de bespreking over de reparatie toren in 1723 werd een verslag van gemaakt en opgenomen in de besluiten van de geërfden van Westbroek.  Men kan kennis nemen van de transcriptie  van het stuk van 24 juli 1723 en de originelen betreffende deze kwestie door  aan te klikken: stukken over het herstel van de Westbroekse kerktoren in 1723.

Voor de volgende post in deze reeks klikke men HIER.

AD