In 1317 en 1322 deden de kerkelijke autoriteiten de priores en de zusters van vrouwenklooster in de kerkelijke ban. Ze mochten niet meer deelnemen aan kerkelijke plechtigheden, niet meer biechten en als ze zouden sterven, mochten ze  niet het laatste oliesel ontvangen. Zo zouden zij hun zielenheil ernstig in gevaar brengen.

 

Meer informatie

Vrij kort na de stichting van Oostbroek waren er in het klooster ook religieuze vrouwen komen wonen, zodat het een dubbelklooster werd. Het is aannemelijk dat deze nonnen zich niet bezighielden met ontginningswerk zoals de monniken en de lekenbroeders, maar met religieuze en huishoudelijke taken.

Weldra overheerste in de samenleving de gedachte dat het samenwonen van mannen en vrouwen in een klooster niet gepast was. Daarom koos men al vóór 1139 een andere plek voor de vrouwen , waar een nieuw klooster werd gebouwd. Het was de plek waar nu de wijk Kloosterpark en de gebouwen van het KNMI te vinden zijn. Het was ook de omgeving waar later het dorp De Bilt zich zou ontwikkelen.

Het Vrouwenklooster – zo genoemd naar de patrones Onze Lieve Vrouwe – kreeg grond toegewezen uit de bezittingen van Oostbroek. Het bleef echter onderworpen aan het gezag van de abt van het mannenklooster, die ook de bevoegdheid had om de benoeming van de priores goed- of af te keuren. Verder stond boven haar een door de abt benoemde proost.

Aan het einde van de twaalfde eeuw leidde deze situatie tot conflicten tussen de abt en de priores, die zelf Vrouwenklooster wilde besturen. Ze waren het oneens over het bestuur van het klooster en over het gebruik en de omvang van de gronden, die de nonnen nodig hadden voor hun levensonderhoud. Uit diverse stukken blijkt dat de aristocratische zusters beperkt waren in hun middelen en dat ze vonden dat zij armoede leden. Petronella van Zeist, die in 1279 priores was geworden, was een verbeten voorvechtster van zelfstandigheid.

De ruzies liepen zo hoog op dat abt Ghyselbert van Oostbroek op 6 juli 1317 de excommunicatie oplegde aan  Petronella dicta de Zeyst, priorissa, et precipue Elisabeth dicta Toutelaerdts, Macta dicta Gunters, Ghesa de Baeck, Adelisa de Vulven, Macta Spirinx, Grieta de Vloeten, moniales.  Aan het convent in zijn geheel legde hij het interdict op. De volgende dag stelde notaris Johannes Romar een officieel verslag op van de tenuitvoerlegging van het banvonnis.

Het conflict sleepte zich voort. De paus stelde een bemiddelaar aan, Nicolaas abt van Middelburg, maar de zusters wilden niet gehoorzamen. Op 3 februari 1322 sprak deze abt Nicolaas opnieuw een kerkelijk banvonnis uit over de priores en de zusters.

Met excommunicatie of de kerkelijke ban bedoelde men de uitsluiting van een lid van de kerk uit de gemeenschap van gelovigen. De veroordeelde mocht niet meer deelnemen aan de eucharistie en aan andere sacramenten zoals de biecht en het heilig oliesel. Andere gelovigen moesten maar niet omgaan met de geëxcommuniceerde. Men nam aan dat iemand die tijdens de kerkelijke ban dood ging, naar de hel zou gaan. Bij sommige misdrijven zoals ketterij werd het kerkelijke banvonnis vaak gevolgd door een veroordeling door een wereldlijke rechtbank. Het interdict was meestal een verbod om op een locatie of in een gebied kerkelijke handelingen te verrichten.

In de middeleeuwen werd excommunicatie echter ook gebruikt als een middel om iemand tot gehoorzaamheid te dwingen in kerkrechtelijke kwesties. Het werd zelfs om politieke redenen opgelegd aan keizers, koningen en andere vorsten. Uit de dissertatie van F.C. Kloek blijkt dat dit middel in meer dan de helft van de gevallen geen effect had, want veel machthebbers trokken zich er niets van aan.

We krijgen de indruk dat ook de nonnen van Vrouwenklooster zich niet lieten intimideren. Later in het jaar 1322 werd de tweede excommunicatie opgeheven en sprak men af dat voor de benoeming van een nieuwe priores de goedkeuring van de abt van Oostbroek niet meer nodig was. De nonnen hadden in elk geval gedeeltelijk gewonnen.

DAB

U bevindt u op de Rondleiding over de kloosters in De Bilt. Voor het vervolg klik HIER

 

Literatuur:

J.C. Broer, Over de Benedictijner abdij van Sint-Laurens, Bijdrage tot een biografie van het landschap rond Oostbroek-De Bilt (internet)

F.C. Kloek, De pauselijke banvloek, diss Utrecht 1987.

Akten in Het Utrechts Archief:

S.Laurensabdij 012 folio 5r-5v: 1317, juli 6. Excommunicatie door abt Ghyselbert van Oostbroek, van priores Petronella van Zeyst en een aantal met name genoemde kloosterzusters van het Vrouwenklooster, en interdict voor het convent.

S.Laurensabdij 12 folio 5v: 1317, juli 7. Johannes Romar, publicus notarius, doet verslag van de ten uitvoerlegging van het excommunicatievonnis door de abt van Oostbroek, over priores Petronella van Zeyst en enkele zusters in het Vrouwenklooster en het interdict voor het convent.

S.Laurensabdij 12 folio 5v-6v: 1322, februari 3. Nicolaas, Abt van Middelburg, op gezag van de paus als rechterlijk commissaris aangesteld, spreekt een banvonnis uit over de priores en een aantal met name genoemde kloosterzusters van het Vrouwenklooster, wegens ongehoorzaamheid.