Op 31 mei 1795 dienden Berend Smedikhof (voor Pieter van Spellen), Jan van Zytveld en P. Diepgrondt bij het kantoor van de provincie de rekening in voor de schade die de Pruisen bij de verjaging van de patriotten hadden aangericht.
Hun claim werd opgenomen in een vijfdelige publicatie ‘Verzameling van alle de Memoriën van geleden schaden, hetzij door plundering, confiscatie etc. bij de rampzalige omwenteling van 1787, alsmede van de beroertens door een aantal burgers en ingezetenen van de stad en provincie van Utrecht ter landschapshuize’.
De arbeider Pieter van Spellen, was in de kost In ‘De Groene Jager’. Waarschijnlijk was dit de voorganger van het voormalige restaurant op de hoek van de Achterweteringseweg en provinciale weg nr. 417. Deze herberg werd later ook wel ‘Het Jagershuis’ genoemd. Van Spellen liet een zekere Smedikhof voor hem 125 gulden claimen, voor geroofd geld, linnen, zilver en wollen goed.
De waard van ‘De Groene Jager’, Jan van Zytveld, die ook tolgaarder was, had grotere schade geleden. De Pruisen hadden bij hem voor tweehonderd gulden aan drank buitgemaakt, twintig gulden van de waard afgeperst en voor tweehonderdvijftig gulden schade aangericht aan de tol en de weg die kennelijk in Van Zytvelds bezit waren. Diepgrondt was er met tien gulden schade voor geroofd spek en ketels, messen en vorken, goed van af gekomen. Mogelijk was Diepgrondt de kok van het etablissement. De heren waren niet de enige Maartensdijkers die door de Pruisische doortocht geleden hadden. De weduwe van Splinter Spelt liet door de Oostveense dorpsbestuurder R. van Meerlant veertig gulden aan geroofd geld, goud en zilver claimen. De zwaarste Maartensdijkse claim werd echter ingediend door de heer van Eyckenstein, Eyck, die voor 9.000 gulden schadevergoeding vroeg of zo’n 67.000 euro aan koopkracht nu, een bedrag waarvoor men toen een jaar lang tientallen arbeiders en bedienden in dienst kon houden. Voor meer hierover: klik HIER.
Het waren bepaald de enige slachtoffers niet van het Pruisische geweld in de huidige gemeente De Bilt. In het dorp De Bilt werden de bewoner van Sandwijck Van Oostrum de Jongh en de herbergier van de ‘De Fortuin’, G. Koning door het Pruisische geweld getroffen. (Meer hierover kan men lezen door HIER te klikken.)
Ook de gerechtssecretaris van Oostbroek, Jan Hendrik van der Sluys, een burger van de stad Utrecht, diende een forse schadeclaim in van ruim 9.100 gulden in (bijna 70.000 euro aan koopkracht nu).
In Westbroek wilde de elders wonende schout Van den Helmruim 6.500 gulden compensatie hebben voor zijn verliezen. [Voor meer hierover; klik HIER.] Daarnaast was er een kleine claim van nog geen twintig gulden. Meer hierover: klik HIER. De schade was in Westbroek echter groter dan men op grond van deze gegevens uit de Verzameling van alle de Memoriën zou denken. Klik daarvoor HIER.
AD
Bron voor Van Spellen,Van Zytveld, Diepgrondt en de wed. Splinter Spelt: deel vier van de hierboven genoemde, in 1795 in Utrecht uitgegeven publicatie.