Op 22 juni 1798, ‘in het 4. Jaar der Bataafse Vrijheid’ kwam het gemeentebestuur bijeen, onder de nieuwe naam ‘het intermediair Gemeente Bestuur van Oostveen c.s.’  Het ‘voorlopige’ karakter van het zittende dorpsbestuur was veroorzaakt door de tien dagen daarvoor gepleegde tweede staatsgreep in Den Haag. [Generaal Daendels neemt afscheid van luitenant-kolonel Krayenhoff, Adriaan de Lelie, 1795. Rijksmuseum Amsterdam.]

 

Meer informatie

Tijdens de genoemd tweede staatsgreep werden radicale ‘unitaristen’ door Daendels c.s.  uit het landsbestuur gezet en gearresteerd. [Over de eerste staatsgreep en de begrippen ‘unitaristen’ en ‘federalisten’ klikke men HIER.]

Op 3  juli 1798 behandelde het Maartensdijkse bestuur een  brief van Departement van Inwendige Politie en Toezigt op den Staat van Dijken, Wegen en Wateren’  van 29 juni.  ‘Den Haag’ wilde weten: ‘waren er ook politiek schadelijke of verdachte activiteiten?’ De brief begon met de vaststelling dat ‘ieder dien van het belang van ons Vaderland oprechtelijk ter harte gaat’, door ‘de gebeurtenissen van den 12. deezer blijmoedig toejuicht […] [Er waren immers nog steeds] ‘eigenbelang zoekenden, en intriganten welke het vernietigt inconstitutioneel [ongrondwettig] gouvernement deezer Republicq van alle zijden omringden en die zich nu als te leur gesteld zien om hunnen schadelijke oogmerken  te berijken. […] [Lieden die] zich teegens de thans plaats hebbende orde van zaaken trachten te verzetten’!

Het departement wilde zo snel mogelijk informatie of dat soort personen ook in Maartensdijk of Oostveen te vinden waren.  ‘President’ Meerland, de voorzitter van het Maartensdijkse gemeentebestuur liet noteren, ‘dat in ons ressort zoodanige dingen of personen niet gevonden worden’. Dit werd aangevuld door raadslid ‘burger  Van Dijk’ met de mededeling dat, ‘mocht dat wel zo zijn, Den Haag meteen op de hoogte zou worden gesteld.

Het waren merkwaardige conclusies als men kennis neemt van  een  stuk in dat bijna twee weken eerder door het gemeentebestuur naar Utrecht was gestuurd.  Op 22 juni had ‘het intermediair Gemeente Bestuur van Oostveen c.s.’ aan het voormalige gewest Utrecht laten weten, dat belastinginner en raadslid Jan van Zijtveld een aanhanger was van Willem V.  ‘Burger H. Jongeneel’  – die het gemeentelijke geld beheerde en secretaris van het gemeentebestuur was –  was daarentegen ‘de tegenwoordige orde van zaaken volkoomen […] toegedaan’. Hetzelfde gold voor Roeland van Meerland, inner van de accijnzen op wijn en zoals gezegd voorzitter, ‘president’ van het gemeentebestuur.

Dit gemeentebestuur vergaderde intussen in juli 1798 niet meer in Utrecht, maar ten huize van dezelfde Jan van Zijtveld ‘aan de Maartensdijk’. In augustus 1798 kwam het bestuur bijeen in de gerechtskamer, het voormalige schoutshuis. [Klik voor meer informatie daarover HIER. ]

 

AD

 

Bron: Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, inventaris nr. 1033 (gerecht Oostveen), nr. 1: Resoluties van de geërfden van Oostveen, 1639 -1682, 1764 – 1796, voortgezet als resolutieboek van het intermediair gemeentebestuur, 1798 – 1800 (met name het Resolutie Boek van het Intermediair Gemeente Bestuur van Oostveen c.s. begonnen 10 april 1798).