Op 10 april 1798 kreeg Maartensdijk of Oostveen een nieuw gemeentebestuur én – voor het eerst in zijn geschiedenis – in de vorm van een ‘instructie’, een door de provincie naar landelijk voorbeeld opgelegde bestuursregeling. [Afgebeeld is het uniform dat leden van de nieuwe regering van Nederland in de zomer van 1798 droegen. Anoniem, 1798, Rijksmuseum Amsterdam.)

Meer informatie

Na de eerste lokale ‘omwenteling’ van 1795 – als gevolg van de komst van de ‘Bataafse Republiek’ na de Franse inval van dat jaar – kreeg Maartensdijk een nieuw gemeentebestuur. Het was een college, dat in feite qua samenstelling de situatie van voor die tijd voortzette. (Meer hierover kan men lezen door HIER te klikken.)  Deze stand van zaken zou duren tot begin 1798. In de periode 1795-begin 1798 werd in  ‘Nationale Vergadering’  op landelijk niveau overlegd  over de te kiezen vorm van de nieuwe Nederlandse staat. Het lukte  echter maar niet om de ‘Bataafse Republiek‘ bestuurlijk vorm te geven.

Op 22 januari 1798 leidde dat tot een staatsgreep onder leiding van de ‘Bataafse’ voorman Herman Willem Daendels. Deze vooraanstaande patriot en militair vond dat het allemaal te langzaam ging en inhoudelijk niet naar zijn zin. Onder zijn leiding streefden gematigde ‘unitaristen‘ naar een eenheidsstaat en wilden dat met deze ingreep bespoedigen. Hun tegenstanders, de ‘federalisten’, waren voorstanders van een minder gecentraliseerd bestuur met meer bevoegdheden voor gewesten en gemeenten – voormalige ‘gerechten‘ – dan de ‘unitaristen’ wilden. Gematigde federalisten, ook wel ‘moddergasten‘ genoemd, werden gearresteerd.

De dag na de staatsgreep, op 23 januari 1798, kwam  in Den Haag het ‘Uitvoerend Bewind’ tot stand. De  in maand voor de staatsgreep ingestelde Tweede Nationale Vergadering‘ die voor een nieuwe grondwet hadden zorgen,  werd opgeheven.  Er kwam een ‘ Constituerende Vergadering’ die dezelfde opdracht had.  Daarin mochten alleen mensen zitting nemen die een eed tegen het federalisme en de aristocratie hadden afgelegd. Op 1 mei 1798 kwam deze  eerste grondwet van Nederland tot stand. Men kan daarin de contouren van de moderne Nederlandse eenheidsstaat ontwaren. De grondwet van 1 mei 1798 bewerkstelligde, dat de voormalige gewesten die ‘departementen’ werden genoemd en de gemeenten veel minder autonomie kregen.

De staatsgreep van januari 1798 leidde op lokaal vlak en dus ook in Oostveen of Maartensdijk tot drastische veranderingen.  Er kwam nu een echt nieuw gemeentebestuur. Voorafgaand daaraan brachten brachten vertegenwoordigers van het voormalige gewest Utrecht – dat als gewest ophield te bestaan en tot het departement van Texel ging behoren –  op 10 april 1798 nieuwe bestuursregels naar Maartensdijk. Dat gebeurde in de vorm van een ‘instructie‘.

Eerst ontbonden zij het oude ‘Provisionele Gemeente Bestuur en bedienden van Oostveen cum suis’. Na voorlezing van de nieuwe regels werd die dag een ‘nieuw ‘Intermediair [voorlopig] Gemeente Bestuur’ ingesteld, met volledig nieuwe namen. Het ging om ‘de burgers Roeloff van Meerland senior, Rijer van Dijk, Jan van den Hooren, Jan Woudenberg en Pieter Wimpershoff’.

Ruim twee maanden na de eerste vergadering van het nieuwe Maartensdijkse gemeentebestuur en  vijf weken na de totstandkoming van de eerste grondwet, op 12 juni 1798, vond er, met Franse hulp, een tweede staatsgreep in Den Haag plaats. Deze werd wederom onder leiding  van Daendels gepleegd. Dit keer werden radicale ‘unitariërs‘ gevangen gezet. Er kwam een ‘Intermediair Uitvoerend Bewind’, dat een maand later gevolgd werd door een tweede ‘Uitvoerend Bewind’. De lokale gevolgen daarvan bleven ook dit keer niet uit. Zie daarvoor:  ‘De staatsgreep van 22 juni 1798 en Maartensdijk: geen heksenjacht op tegenstanders’. Klik daarvoor HIER.

Men kan kennis nemen van de regels voor en van het nieuwe gemeentebestuur uit april 1798, door aan te klikken: Instructie voor het nieuwe Maartensdijkse gemeentebestuur van april 1798.

 

AD

 

 

Bron: Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, inventaris nr. 1033 (gerecht Oostveen), nr. 1: Resoluties van de geërfden van Oostveen, 1639 -1682, 1764 – 1796, voortgezet als resolutieboek van het intermediair gemeentebestuur, 1798 – 1800 (met name het Resolutie Boek van het Intermediair Gemeente Bestuur van Oostveen c.s. begonnen 10 april 1798).