In december 1896 moest een Westbroekse klompenmaker voor de rechter verschijnen. Als gevolg van zijn kwakzalverij ging een twaalfjarige jongen groot deel van zijn been kwijtraken. [Foto van een klompenmaker in het jaar 1896. Rijksmuseum Amsterdam.]
De klompenmaker uit Westbroek had op een zwerende voet van het kind een soort ‘balsem’ gesmeerd, aangeduid als groene vetpot of likkepot. Die ‘behandeling’ had niet tot genezing geleid maar integendeel tot verdere aantasting van het lichaamsdeel en het onderbeen, waardoor dat moest worden afgezet.
Het Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal, het grootste historische woordenboek ter wereld, omschrijft een kwakzalver als ‘Iemand die nuttelooze middelen toepast ter genezing van de een of andere ziekte of middelen beweert te kennen tegen alle mogelijke ziekten, of wel iemand die zulke middelen, inzonderheid met veel ophef, te koop biedt.’
Praktijken als die van de betreffende Westbroekse klompenmaker zijn van alle tijden. De man gaf aan het middel van zijn vader te hebben overgenomen. Wat in kringen van kwakzalvers veel voorkwam en voorkomt gold ook voor deze persoon: wantrouwen in de effectiviteit van de erkende geneeskunst en geneesheren. De klompenmaker werd tot een boete van 25 gulden veroordeeld, een fors bedrag van omgerekend bijna 400 euro nu.
Klompenmakers werkten veelal vanuit hun eigen huis of aanliggend schuurtje. Een grote investering was niet nodig. Het doorgaans zelfstandig uitgeoefende beroep leverde een karig loon op. De klompen waren in plattelandsgebieden als Westbroek het gebruikelijke schoeisel. In het dorp bevindt zich ook een Holsblokkenweg: een klomp wordt ook wel ‘holsblok’ genoemd. Voor meer over de ten onrechte zo genoemde weg – het moet zijn: holsblokker – klik men HIER.
Traditioneel klompen maken was een arbeidsintensief ambacht. Het begon met het uitzagen van houtblokken. Vervolgens kloofde men hieruit klompvormen waarbij de kunst was om beide klompen van een paar een gelijke vorm te geven.
Uit het verhaal blijkt dat de klompenmaker geen geld verdiende met het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst. Hij lijkt een zeer bijgelovig persoon te zijn geweest. Wie enkele krantenverslagen over deze zaak die kennelijk veel opzien baarde wil lezen klikke aan: over een kwakzalvende Westbroekse klompenmaker.
In Maartensdijk herinnert een windvaan met een klomp op een woning op de hoek Dorpsweg-Tuinlaan aan het beroep dat daar werd uitgeoefend.
AD
Bronnen: Nieuwsblad van het Noorden van 22 december 1896; de Telegraaf van 23 december 1896; de Franeker Courant van 25 december 1896.
Een klompmaker in 1914 (prentbriefkaart, Wikipedia.)