Gilles Quispel was een Nederlandse classicus en theoloog en een autoriteit op het gebied van de zogenoemde gnostische geschriften. Deze geschriften uit de eerste eeuwen van onze jaartelling zijn in 1945 nabij Nag Hammadi in Egypte gevonden. Het is de verdienste van Quispel geweest dat hij de kennis over de gnosis voor een breder publiek toegankelijk heeft gemaakt. Quispel woonde in Bilthoven en overleed in 2006 op 89-jarige leeftijd in Egypte. Foto Quispel: Kairos Film Foundation.
Gilles Quispel (1916-2006) groeide op in Kinderdijk, waar zijn vader een smederij had. Hij bezocht het Stedelijk Gymnasium in Dordrecht, waarna hij in Leiden klassieke talen ging studeren. Hij promoveerde in Utrecht op een proefschrift over de kerkvader Tertullianus. In 1952 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar in de geschiedenis van de oude kerk aan de theologische faculteit in Utrecht. In de christelijk-gnostische teksten, waarin de innerlijke kennis die de mens kan verenigen met God centraal staat, blijkt een eigen visie op de figuur van Jezus en het ontstaan van het christendom.
Quispel richtte zijn onderzoek vooral op de vraag naar de oorsprong van de gnostiek. Daarvoor waren de Nag Hammadi-geschriften onmisbare bronnen. Deze geschriften waren in 1945 gevonden in grotten nabij Nag Hammadi in Egypte. Het is een verzameling teksten uit de begintijd van het christendom, die bestaat uit Koptische vertalingen van oorspronkelijk in het Grieks geschreven geschriften. Quispel hoorde in 1948 van de vondsten en probeerde, net als andere Europese geleerden, toegang te krijgen tot de codices. De belangrijkste teksten uit de Nag Hammadi-collectie zijn ongetwijfeld het Evangelie van de Waarheid en het Evangelie van Thomas, waarin allerlei uitspraken van Jezus staan waarvan Quispel meende dat ze ook daadwerkelijk van Jezus afkomstig zouden kunnen zijn.
Daarom wilde Quispel in 1953 naar Egypte. Bij deze hele operatie speelde koningin Juliana een rol. Zij had veel interesse in esoterie en gnostiek en verzocht de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Johan Willem Beyen, de ambassadeur in Cairo in te schakelen voor het assisteren van Quispel.
In 1955 tenslotte kon het bezoek aan het Koptisch Museum plaats vinden en kwamen de ontbrekende veertig bladzijden tevoorschijn uit een kist. Nog hetzelfde najaar publiceerden Willem van Unnik, hoogleraar Nieuwe Testament in Utrecht, en een Franse collega, Charles Puech, samen met Quispel een gezamenlijke uitgave over de Jung-codex. In 1956 werd afgesproken dat de codex uiteindelijk in bezit zou komen van Egypte.
Quispel kwam thuis met een fotokopie van het Evangelie van Thomas. In 1958 verscheen de eerste vertaling van het Thomas Evangelie. De vertaling van Quispel volgde het jaar daarop, in 1959. Later schreef hij over Maria Magdalena, die door de teksten van Nag Hammadi in een positief licht komt te staan.
Op de afsluitplaat van de nis waarin zich de asurn van Quispel bevindt, zijn afgebeeld een stralende zon als symbool voor de wederopstanding; een Keltisch kruis dat bestaat uit een kruis en een cirkel als samenvoeging van een christelijk kruis en een heidens zonnewiel; de ankh of levenskruis uit de Egyptische mythologie dat staat voor leven en onsterfelijkheid; en een aantal Griekse letters die verticaal het woord LICHT en horizontaal het woord LEVEN vormen.
WK
U bevindt u op de Rondleiding Wetenschappers. Voor het vervolg klik HIER.
Literatuur:
Wikipedia: Gilles Quispel
Cokky van Limpt: Gilles Quispel, het Thomasevangelie geeft een ander beeld van Jezus. Trouw, 22 mei 1996.
Prof. G. Quispel (89) overleden. Reformatorisch Dagblad, 3 maart 2006.
Foto afdekplaat nis met asurn: Wim Krommenhoek.