Het gebied ten zuiden en ten noorden van het dorp Westbroek produceerde veel turf. Die werd afgevoerd via waterwegen, zoals de Nedereindse Vaart. Om op de Vecht te komen moest vanaf 1752 bij de sluis tol worden betaald. [Figuren in een veengebied met turf aan het werk, Hendrik Numan, 1746 – 1788, Rijksmuseum].

 

Meer informatie

 

De instelling van deze tol was een middel om de turf- en vrachtschippers voorzichtiger met de sluis bij de Westbroekse watermolen –  die verbond als gezegd  de Benedeneindse Vaart met de Vecht –  te laten omgaan. Turf- en vrachtschippers deden dat soms kennelijk nogal wild en voorzichtig en brachten de schutsluis schade toe. Wie de stukken inclusief de tarieflijst in wil zien, klik aan: de Westbroekse sluis-tol en zijn tarieven. Opvallend is, dat de in Westbroek wonende ingelanden van de polder, hun personeel en ‘modderlieden’ of baggeraars voor het passeren door de sluis niets hoefden te betalen, ongeacht om welk schip het ging. Het waren vooral de turf- en vrachtschippers die zich schijnen te hebben misdragen en van wie tol werd geëist.

 

AD

Bron: Utrechts Archief, 216 (Domkapittel) nr. 3783, resoluties van de geërfden van Westbroek, met ingekomen stukken en minuten van uitgaande stukken, stukken van juni/juli 1752.