In 1573 raakte pastoor Hendrick Hendricksz. van Haestrecht in ernstige moeilijkheden. Hij was toen naar Haastrecht getrokken, waarschijnlijk zijn geboortedorp dicht bij Gouda. De streek was in rep en roer. In april hadden de geuzen Den Briel genomen. In juni 1572 werden de hier afgebeelde geus Adriaen Van Swieten en zijn mannen de stad Gouda binnengelaten, dicht bij Haastrecht. Binnen een oogwenk waren de calvinistische prinsgezinden meester van van de stad. Een onrustige periode brak aan.
De Goudse vroedschap nam het bestuur daarna weer op zich. In het najaar van 1572 werd in Gouda een godsdienstvrede afgekondigd. Dat nam niet weg dat de spanningen tussen calvinisten en katholieken bleven bestaan. Ook gedurende het jaar 1573 waren er vaak antikatholieke gewelddadigheden en vernielingen. Ook pastoor Van Haestrecht die zich kennelijk in het dorp van zijn herkomst bevond, werd slachtoffer daarvan.
We lezen daarover in de hieronder afgebeelde zeer aangetaste en slecht leesbare brief van zijn hand uit 1581. Daarin vroeg de Westbroekse pastoor aan het Hof van Utrecht om hem zijn ambt als notaris te herstellen. Hij had daar sedert 1551 de papieren voor, schrijft hij, gekregen van Cornelis van Mierop ‘by synen leven domproost ende prothonotarius’. Van Mierop was de autoriteit die notarissen aan mocht stellen. (Over hem: klik DEZE LINK aan.) De officiële diploma’s van zijn ambt had pastoor Van Haestrecht echter in 1573 tijdens de godsdienstige troebelen in de regio in Haastrecht verloren. Ze waren hem ontstolen, naar Gouda gebracht en verdwenen. Daarom mocht hij zich op grond van de bestaande wetgeving sindsdien geen notaris meer noemen. Dat beroep had hij zo lang al in Westbroek en Achttienhoven uitgeoefend. Het was één van zijn drie betrekkingen, naast die van pastoor en van plaatsvervangend secretaris van Achttienhoven. In de brief van 1581 vroeg Van Haestrecht aan het Utrechtse Hof, zijn ambt weer op zich te mogen nemen en overlegde daarvoor een uittreksel uit een register waarin de wettige notarissen werden opgesomd.
De brief luidde als volgt:
‘Aen myn heeren de president ende raeden in den hove van Utrecht.
Geeft oetmoedelick te kennen heer Hendrick Henricksz. Van Haestrecht, pastoor vanden Westbroeck en Achtyenhoven dat hy suyver bezittende die pastory [het pastoraat] inde voors[chreven] dorpe , langhe tijt geexerceert heeft, geexerceert heeft ende ende noch es exerceerende het officie vant secretarisampt,
Dat oeck hy selven by zaliger memorien Cornelis van Mierop by synen leven domproost ende prothonotarius inden jaere 1551 gecre[e]ert is geweest notarius [toegelaten tot het notarisambt],
Hebbende daertoe vercregen behoirlycke brieven ende bullen [officiële diploma’s], in forma consueta [in de voorgeschreven vorm], welcke hem selve met allen zynen brieven ende schaemele gerede armoede tot zyner uuijterste bederfnisse in den jaere [vijftienhonderd] lxxiii te Haestrecht ontnomen ende binnen der stad van der Goude gebracht zyn geweest,
Sulcx dat hy genoedrucht [genoodzaakt] es geweest uuyt des not[ari]s register extract te versoucken welck hier aen deesen geannexeert es, daer by blycken mach van zynder creatie [toelating tot het notariaat].
Ende alsoe hy suyver in dese landen van Utrecht nyet en mach noch oeck en begheert hem te begheren totter exercitie der notariaetschap, overmits verbot der K[eizerlijke] Maj[estei]t [wetgeving uit de tijd van keizer Karel V] ende noch hem alsoe inden voors[chreven] dorpen ende naleggende vlecken […] [is] een admitteerde no[tari]s [nodig] en so [zou hij t selve gherne zoude exerceren
Soe versouckt en smeekt zeer oetmoedel[yk] dat uwer E[dele] belyeft [belieft] zy hem tot het voors[chreven] exercitie van notariaetschap te admitteren. Dit doende etc.’
In de marge wordt genoteerd dat het Hof van Utrecht Van Haestrecht op 13 juni 1581 toestaat het notarisambt weer uit te oefenen.
Voor het vervolg van deze reeks over het archief van de Westbroekse pastoor Hendrick van Haestrecht klikke men DEZE LINK aan. Om terug te gaan naar het begin van deze reeks klikke men DEZE LINK aan.
AD
Bron: Utrechts Archief, toegang 223, kapittel van Oudmunster, 2721-1, brief van voor 13 juni 1581.