Hierboven ziet men een schilderij dat lang werd beschouwd als een portret van Maerten Daey, die op  Voordaan in Groenekan woonde. Dat kwam omdat het sterk leek op de man van het bekende dubbelportret dat Rembrandt maakte van Oopjen Coppit en haar echtgenoot. Daey was inderdaad later getrouwd met Oopjen, maar de andere helft van het dubbelportret liet haar eerste man Marten Soolmans zien. Lange tijd dacht men dat het dubbelportret Maerten Daey en zijn eerste vrouw Machteld van Doorn voorstelde. Het portret hierboven werd vroeger dan ook ten onrechte aan Rembrandt toegeschreven.

Daey (of Daeij of Daij 1604-1659) is op twee manieren in verband gebracht met de slavernij.

 

Meer informatie

Daey wordt ook in de bronnen van tijdgenoten genoemd. Caspar van Baerle schreef in 1644 een boek over het bestuur van de kolonie door graaf Johan Maurits van Nassau. Daarin wordt Daey genoemd. Johan Maurits van Nassau wilde met de Portugese markies de Montalvao onderhandelen over de manier van oorlogvoeren, die niet alleen wreed was maar, waarbij ook plantages werden vernietigd. “De graaf had luitenant kolonel Henderson en majoor Day naar de markies gestuurd als gijzelaars.

Als eigenaar van Voordaan werd in 1642 vermeld Marten Daij, gewesen majoor in Brasilien. Zijn vader was Medard Nauwinck Daye, die in 1610 en 1623 werd vermeld als officier in dienst van het Staatse leger. Hij was van Engelse afkomst.

Maerten trouwde in 1633 met Johanna Machteld Aelbertsdochter van Doorn keerde in februari 1634 terug naar Recife. Hij werd in december 1642 met Machteld ingeschreven in de hervormde kerkgemeente van Blauwkapel-Groenekan, waar hij Voordaan had gekocht. Nadat zijn vrouw was overleden, trouwde hij op 7 maart 1647 met Oopjen Coppit.

Op de tentoonstelling over Slavernij in het Rijksmuseum in Amsterdam werd over hem het volgende verteld: “Uit bronnen uit die tijd is het vreselijke verhaal van de tot slaaf gemaakte Francisca overgeleverd. Maerten Daey had haar gevangengenomen, opgesloten en meerdere keren verkracht. Hij stuurde Francisca weg toen bleek dat ze in verwachting was.”

De historicus Machiel Bosman heeft dat in twijfel getrokken in zijn artikel Was Maerten Daey een verkrachter? in het Historisch Nieuwsblad van 2 september 2021.

Kerkenraad

De enige bron voor deze kwestie vormen de notulen van 10 november 1635 van de kerkenraad van Paraiba in Brazilië, dat kort tevoren door de Nederlanders veroverd was. Het gaat om gebeurtenissen van vier tot vijf jaar eerder. Johannes Hartman, een pastor, en burgemeester Jacques van der Neusen een kwestie voor de kerkenraad. De goed leesbare notulen zijn hieronder afgebeeld, zodat iedereen zijn conclusies kan trekken. Ik zal zo goed mogelijk een deel ervan vertalen. Er staat dat “Een negerin genaamd Francisca van het eiland ilge  [vertaling: eiland]  Fernando hiervoor ongeveer vier maanden bij Kapitein Daey gewoond had in de stad Olinda. Ze is ook daar (op Fernando) ook gevangen genomen. Ze was daar (in Olinda) in die tijd nog ongesteld geweest en ze was vanaf dat moment in het huis van kapitein Daey opgesloten en ze had  met geen andere man gemeenschap gehad behalve met kapitein Daey, van wie ze heel snel zwanger is geworden. Zij had ook nog een maand op dezelfde manier bij hem in Recife gewoond.

Tussen 1630 en 1635 veroverde de West Indische Compagnie een deel van Brazilië ten koste van Portugal, dat in die tijd deel uitmaakte van het Spaanse Rijk. Het doel was om de aanvoer van suiker in handen te krijgen. Het geld voor deze oorlog was afkomstig van de verovering van de zilvervloot door Piet Hein. Bij die veroveringen was Francisca blijkbaar gevangen genomen. Het eiland Fernando was Fernão de Noronha. Recife werd het centrum van de Nederlandse macht in dat gebied en het werd na de komst van Johan Maurits van Nassau Mauritsstad genoemd.

Toen de kapitein zag dat haar buik snel dikker werd, heeft hij tegen haar gezegd dat ze moest verhuizen om te vermijden dat zij in zijn huis zou bevallen en dat hij een kind van haar zou hebben. Bovengenoemde Francisca werd tegen wil en dank aan boord gebracht (van een schip)  en verbleef daarna bij mensen die ze kende. Zij probeerde in het verborgene te leven, maar toen de genoemde kapitein haar opnieuw aansprak, zei ze dat zij naar het eiland Fernando wilde. Genoemde kapitein Daey antwoordde: ‘Loop voor de duivel waar je maar wilt. Vertel ook niet dat ik de vader van het kind ben’.”  Er werd een dochtertje geboren dat bij de gereformeerde doop in 1632 de naam Elunam kreeg. Het werd niet door Daey als kind erkend.

De weergave in het boek ‘Slavernij’, dat bij de tentoonstelling in het Rijksmuseum is gepubliceerd, is enigszins gekleurd. We lezen dat er een klacht is ingediend, dat hij haar gruwelijk misbruikte, dat hij vond dat het kind hem wel toekwam. Dat staat niet in de bron.

Het is niet duidelijk wat de bedoeling van deze actie voor de kerkenraad was. Wilde  men dat de vader voor de opvoeding van het kind betaalde? Na vijf jaar pas? Ging het om een wettelijke status? Bosman suggereert dat het ging om een ontbrekend doopbewijs.

Slavernij

Een belangrijker vraag: was Francisca tot slaaf gemaakt? Was ze verkracht? Bosman stelt dat dat niet kan worden opgemaakt uit de bron. Hij redeneert dat we het verhaal alleen kennen van de kant van Francisca zelf. De mededelingen kwamen echter van de dominee en de burgemeester. Zijn argument dat er ook vrije zwarte mensen bestonden, is juist, maar het waren er wel weinig. Veel plantages waren nog in handen van de Brazilianen en daar werkten slaven.

Francisca was zwart en het is vrij zeker dat Portugezen haar of haar ouders of grootouders uit Afrika gebracht hadden, waar ze tot slaaf waren gemaakt. Ze was op het eiland Fernando gevangen genomen en ze was opgesloten in het huis van Daey. Ze was dus een onvrije zwarte vrouw. Dat maakte haar tot een soort oorlogsbuit, een seksslavin van de kapitein. Het zou naïef zijn om aan te nemen dat de seks vrijwillig was. Maar ze was niet te werk gesteld als slavin; het verhaal lijkt meer op ontvoering en verkrachting. Ze is ook niet ontsnapt toen ze zwanger was, maar weggestuurd.

Er is een tweede verband tussen Daey en de slavernij. Hij was een militair in dienst van de West-Indische Compagnie en hij hielp mee om Brazilië op de Portugezen te veroveren. Met behulp van soldaten hielden de Nederlanders daar een systeem in stand van suikerplantages waar slaven uit Afrika werkten. Vanaf 1637 zou de georganiseerde Nederlandse slavenhandel van Afrika naar Brazilië van start gaan met de verovering van het fort Elmina op de Afrikaanse kust.

Rutger Pontzen schreef in de Volkskrant van 18 mei 2021 dat Maerten Daey zelf op de suikerplantages had gewerkt. Dat is nogal slordig.

DAB

Als u meer wilt weten, lees dan het boek De Bilt en zijn slavernijverleden van Dick Berents en Anne Doedens. U kunt het voor € 13,50 kopen in de boekhandel of bestellen HIER.

Literatuur:

C. van Baerle – The History of Brazil under the Governorship of Count Johan Maurits of Nasau 1636-1644, transl. Blanche T. van Berckel–Ebeling Koning, Gainsville 2011.

M. Bosman, Was Maerten Daey een verkrachter? In: Historisch Nieuwsblad 2 september 2021.

P.C. Emmer, De Nederlandse slavenhandel 1500-1850, Amsterdam 2011.

Historiek.net, Nederlands-Brazilië (en het begin van de Nederlandse slavenhandel).

F. Klok, Oopjen Coppit, een onverwachte Groenekanse connectie, in: St Maerten 50, mei 2016.

D.L. Noorlander, Heaven’s Wrath, The Protestant Reformation and the Dutch West India Company in the Atlantic World.

E. Sint Nicolaas, Slavernij, het verhaal van Joao Wally Oopjen Paulus van Bengalen Surapati Tula Dirk Lohkay, Amsterdam 2021.

 

 

Spring naar toolbar