In de bovenstaande waarschuwingen uit het voorjaar van 1941 is burgemeester Tjalma van Maartensdijk aan het woord. Er waren ruiten ingegooid in Tuindorp, de wijk van Maartensdijk die in 1954 bij Utrecht zou worden getrokken. De incidenten deden zich voor tot in mei 1941. Maar wie waren de daders en wie waren de slachtoffers (Foto’s NIOD)
De gebeurtenissen stonden niet op zichzelf. In dezelfde maanden werden in veel dorpen en steden ruiten ingegooid: NSB’ers gooiden ruiten in bij Joden en hun tegenstanders gooiden de ruiten van NSB’ers in.
Op dezelfde bladzijde van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog treffen we voorbeelden van beide situaties aan: Mr. J. G. C. H. Dubois (Den Bosch) merkte op dat de door Rauter geëiste regeling billijkheidshalve vergde dat de schade die door NSB’ers aangericht werd, door NSB’ers vergoed werd, ‘want, zegt spreker, ondanks het verbod van de heer Rauter dat de NSB geen ruiten mag inwerpen, zijn deze week nog in Venlo en in Tilburg door WA-mannen ruiten ingegooid.’ Maar daarboven staat deze passage: Rauter […] eiste tenslotte dat het nu eindelijk uit zou zijn met het ingooien van ruiten bij NSB’ers: alleen al in Den Haag hadden zich in tien dagen tijd een-en-twintig gevallen voorgedaan waarin bij NSB’ers de ruiten vernield waren.
We zien het ook in Utrecht. Het boek Jodenvervolging in de stad Utrecht vertelt hoe de NSB, de WA en de Grüne Polizei in deze tijd geweld pleegden tegen de Joden, maar ook hoe de gemeente verplicht was, de ingegooide ruiten van NSB-leden te vergoeden. Welke soort geweld bedoelde burgemeester Tjalma?
Een antwoord is te vinden in de onderstaande bekendmaking van burgemeester Van der Borch van De Bilt. Hij had het over de represailles tegen medeburgers die zij feitelijk niet willen treffen. Dat zinspeelde op mogelijke acties door de Duitse autoriteiten tegen Joden als strafmaatregel voor het ingooien van ruiten van NSB’ers. De organisatie die in de eerste tekst hierboven wordt genoemd, is dus de NSB.
We hebben hier vooral te maken met een reactie op het optreden van leden van de WA, de Weerbaarheidsafdeling van de NSB. Eind 1940 en begin 1941 dwongen die de winkeliers en eigenaars van restaurants om bordjes achter hun ramen te hangen met Joden niet gewenst. Een andere reden tot boosheid waren de eerste razzia’s in Amsterdam, waarbij vierhonderd Joodse mannen werden gedeporteerd. Datzelfde gevoel van verontwaardiging leidde tot de Februaristaking op 25 en 26 februari 1941.
DAB
U bevindt zich op de rondleiding over de Tweede Wereldoorlog.
Voor het vervolg klik HIER.
Literatuur:
L. de Jong, het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 4.
C. van Dam, Jodenvervolging in de stad Utrecht, 1985.