Hierboven zien we een prent van een onbekende tekenaar, die het rechthuis van Achttienhoven weergeeft. Achttienhoven heeft lang een eigen rechtbank gehad.

 

Meer informatie

In 1498 kreeg Achttienhoven een gerecht met schepenen en een schout. In Oostveen werd het burencollege in 1518 door het college van schout en schepen vervangen. Vanaf toen bestuurde de vertegenwoordiger van de heer deze gerechten samen met gegoede ingezetenen die het schepenambt vervulden.
Toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstaan was nadat men zich losgemaakt had van Spanje in 1581 bleven de gerechtsheren van Oostveen, Achttienhoven en Westbroek de baas in hun gerecht. Alleen werd het kapittel van Sint Jan voortaan niet meer door Rooms-Katholieke geestelijken bestuurd maar door protestantse leken.
Ook de rechtbanken veranderden niet. Rond 1700 beschikte het gerecht Oostveen over één schout en zes schepenen. Het dorp Maartensdijk leverde drie schepenen, en Achter Wetering, Groenekan en Blauwkapel ieder één.
Net als Oostveen (of Maartensdijk) bestond de rechtbank in Westbroek uit een schout en zes schepenen. Deze laatste werden rechtstreeks door de Heer van Zuylen gekozen. De schout en de aftredende schepenen leverden de dubbeltallen waaruit een keus gemaakt moest worden.
De rechtbanken in Oostveen en Westbroek hadden de lage rechtspraak: ze mochten alleen zaken behandelen waar lichte straffen op stonden. Achttienhoven, dat tot proosdijlanden van de Utrechtse Sint Jan behoorde, viel onder het gezag van de baljuw van deze uitgestrekte verzameling kerkelijke goederen. Deze baljuw van St. Jan mocht anders dan de ambachtsheren van Oostveen en Westbroek, recht spreken bij zware misdrijven waar lijfstraffen of de doodstraf op stond. Deze baljuw werd in Achttienhoven vertegenwoordigd een schout die samenwerkte met vijf door de inwoners van het gerecht aangewezen schepenen.
AD

Litt. Kadastrale Atlas provincie Utrecht 18: Maartensdijk in 1832. Grondgebruik en eigendom. Tekst (Utrecht/Maartensdijk 2008) 29. Frits Doeleman, De heerschappij van de proost van St. Jan in de middeleeuwen 1085-1594 (Zutphen 1982).