In de geschiedenis hebben de inwoners van deze streken verschillende manieren toegepast om met hun doden om te gaan. De oudste vondsten in de gemeente zijn een drietal prehistorische grafheuvels van ongeveer 2000 jaar voor Christus die men in de buurt van het huis Vollenhoven heeft aangetroffen. Twee heuvels waren in slechte staat, maar in de derde trof men urnen aan. Ook latere culturen, zoals de mensen in de ijzertijd, hadden het gebruik om de overledenen te verbranden, zoals ook in de Griekse, de Romeinse en de Germaanse samenlevingen gebruikelijk was. Tot de achtste eeuw was in deze gebieden lijkverbranding het meest gebruikelijk.
Door de opkomst van het christendom ontwikkelde men een voorkeur voor het begraven van de doden. Met het oog op de wederopstanding, het lichamelijk herrijzen van de doden, leek het geen goed idee om het lichaam te cremeren. In 785 verbood Karel de Grote het verbranden van de gestorvenen. Men mocht een uitzondering maken bij veldslagen en bij epidemieën, omdat dan het gevaar voor de volksgezondheid te groot was. In werkelijkheid drong het christendom maar langzaam door en werden nieuwe gebruiken nog langzamer geaccepteerd. Pas in de dertiende eeuw was het ‘heidense’ cremeren geheel verdwenen.
Begraven in de kerk
De oudere dorpen in de gemeente De Bilt dateren uit de twaalfde tot de vijftiende eeuw. Ook daar ging men dus de overledenen begraven en dat gebeurde in en rond de kerken. De meest begeerde plekken lagen dicht bij het altaar, waar Gods zegen het meest leek uit te stralen, of na de reformatie dicht bij de preekstoel. Die plaatsen waren duurder en daar trof men de voorname doden aan. Op de foto hierboven zien we een graf bij de preekstoel in de Dorpskerk van De Bilt. (Foto DAB)
Adellijke personen en prelaten kregen zelfs een monumentaal graf, zoals we in de kerk van Westbroek kunnen zien. Gewone mensen begroef men in de omheinde ruimte rond de kerk, het kerkhof, of in een gemeenschappelijk graf. Dat zien we bijvoorbeeld bij de Dorpskerk van De Bilt.
Nieuwe begraafplaatsen
In de zeventiende en de achttiende eeuw raakte in ons land de grond onder de vloer van de kerken meer dan vol, vooral omdat er niet geruimd werd in de aristocratische resten. De vloeren verzakten, de stenen sloten niet meer goed aan. Soms hing er een vage lucht van ontbinding; bij bepaalde weersomstandigheden was die lucht minder vaag. (De uitdrukking ‘rijke stinkerd’ is hier overigens niet op gebaseerd; volgens het Genootschap Onze Taal komt deze pas in de negentiende eeuw voor.)
Verlichte schrijvers wilden een einde maken aan het begraven in de kerken. Napoleon verbood het in 1804 en dat verbod moest ook gelden voor Nederland. Koning Willem I maakte het besluit in 1813 ongedaan, maar verbood het begraven in de kerken opnieuw in 1829. Buiten de bebouwde kom moest men nieuwe begraafplaatsen aanleggen en dat gebeurde inderdaad in Maartensdijk en Groenekan. Door de groei van dorpen en steden lagen veel van deze dodenakkers na enige tijd toch weer binnen de bebouwde kom. Een uitzondering kon worden gemaakt voor degenen die een grafkelder op hun eigen terrein lieten aanleggen zoals de families De Rovere van Breugel en de familie Eyck van Zuylichem in deze jaren deden in Maartensdijk en de familie Calkoen in Groenekan.
Tot slot
In de tweede helft van de negentiende eeuw groeide bij minder traditionele groeperingen de behoefte aan crematie. Hoewel de wet er aanvankelijk niet in voorzag, nam het cremeren toe tot het in 2003 vaker gebeurde dan begraven. Dat betekende een aanzienlijk verlies van inkomsten voor de kerkelijke en algemene begraafplaatsen. Later ontstond toch de behoefte om op die begraafplaatsen as te verstrooien, bij te zetten of begraven.
DAB
Bekijk deze ontwikkelingen op de rondleiding. Voor het vervolg klik HIER.
Literatuur:
L. Schneider (ed.), begraafplaatsen in De Bilt en Bilthoven, rapport van de Werkgroep Inventarisatie Grafmonumenten, in: De Biltse Grift september en december 1996; maart 1997.
W. Krommenhoek, Grafsymboliek uit de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw, in: De Biltse Grift december 2016.
J.W.H. Meijer, Kleine geschiedenis van De Bilt en Bilthoven, Bunnik 1995.