Oorlog en weer hebben veel met elkaar te maken. Meteorologische waarnemingen zijn van groot militair belang. Veldslagen kunnen heel anders aflopen als het weer plotseling omslaat en de vijand dwarsboomt. Weerwaarnemingen in landen die in staat van oorlog zijn, worden vaak afgeschermd of onderbroken. Dat leidt tot blinde vlekken op de weerkaart, waardoor de weercomputers van het Europees Weercentrum ECMWF die de weerprognoses berekenen, minder gegevens kunnen inwinnen. Volgens meteorologen van de Deutsche Meteorologische Gesellschaft (DMG) is de samenwerking met Rusland sinds de invasie in Oekraïne een stuk moeilijker geworden. Dat kan zijn  weerslag kan hebben op de kwaliteit van weersverwachtingen en klimaatonderzoek. Afbeelding: Soldaten in een tentenkamp: Jan de Visscher naar Philips Wouwerman, 17e eeuw.

 

Meer informatie

Ook toen de thermometer nog uitgevonden moest worden en er nog geen waarnemingen werden gedaan, was het weer soms van groot belang voor het oorlogsgeweld. Zoals in Rampjaar 1672 toen in de droge en zonnige lente de grote oorlog uitbrak. Begin april kwamen er vier oorlogsverklaringen binnen, de eerste van de Engelsen, de tweede van de Fransen en daarna van de bisschop van Münster, Keulen en Luik.

Het grootste gevaar kwam van de Fransen die voor de opmars van hun omvangrijke leger profiteerden van de lage waterstanden. Ondertussen probeerde de Nederlandse vloot in mei de vereniging van de Franse en de Engelse troepen in het Kanaal te voorkomen, maar door de dichte mist kon admiraal Michiel de Ruyter zijn doel niet bereiken. Cruciaal was de week van 12 juni toen de Fransen de laagstaande Rijn overstaken. Het water komt de paarden niet tot aan de borst, een klein stukje moeten ze zwemmen, schrijft weerhistoricus Jan Buisman in “Duizend jaar Weer, Wind en Water in de Lage Landen”.

Onstuimig

Inmiddels was de droogte voorbij en het stormachtige zomerweer in juli speelde de Engelse vloot parten en verhinderde een landing op onze kust. Het nattere weer in juli en augustus met voldoende water in de waterlinie voorkwam ook de opmars van de Fransen richting Amsterdam en Noord-Holland. De Franse troepen trokken zich terug en Lodewijk XIV besloot met verdere actie te wachten tot een vorstinval in de winter. De waterlinie met de bevroren rivieren zou, zo was de verwachting, dan makkelijk te veroveren zijn.

De vorst valt in

Medio december 1672 begon een vorstperiode met een flink pak sneeuw die het dagelijkse leven danig ontwricht, schrijft Buisman op basis van informatie uit dagboeken. Rond Kerstmis was het ijs zo dik dat men er met een paard overheen kon. Uit vrees voor een aanval van de Fransen werd het ijs in het IJ bij Amsterdam opengehakt, zodat de oorlogsschepen van de Republiek in actie konden komen.

Kritiek werd de toestand op 27 december: de Fransen rukten op met 7800 man te voet, 900 ruiters en 300 infanteristen te paard, dragonders. Het vroor volop bij oostenwind maar ’s middags begon het te sneeuwen en viel met een naar west draaiende wind de dooi in. Het ijs verzwakte, waardoor de Franse troepen de aftocht moesten blazen. Talloze soldaten verdronken en de overlevenden trokken zich uit frustratie plunderend en moordend terug.

Het jaar 1672 eindigde zacht met regen, wind en kruiend ijs. In het oosten werd op de valreep een militair succes geboekt en Coevorden werd heroverd door een leger van Groningers en Polen. Hun verrassingsaanval boven hard bevroren moerassen vond plaats in dichte dooimist. Daarbij werden kanonnen en mortieren buitgemaakt.

In een winter die zich midden in de Kleine IJstijd voltrekt, is de dooi nooit van lange duur. Half januari 1673 keerde de vorst terug. Niet de Franse Zonnekoning die een jaar nodig had om op adem te komen, maar Koning Winter die het volk beloont met prachtig schaatsweer.

HG

 

Literatuur:
Jan Buisman. Duizend jaar Weer, Wind en Water in de Lage Landen, deel IV, Uitgeverij van Wijnen, Franeker, 2000.

Kees Floor. Het Rampjaar 1672. Dooi redt Amsterdam. Weermagazine, december 2015.

KNMI De Bilt