Op 2 januari 2021 overleed Jacobus (‘Kobus’) Berkelaar in de leeftijd van 90 jaar. Hij was bij leven een bekende Biltenaar, die vele tuintjes onderhield van plaatsgenoten maar die ook enige tijd deel uitmaakte van de gemeenteraad in De Bilt, waar hij altijd zou blijven wonen. Zijn levensgeschiedenis laat zich lezen als een klassiek emancipatieverhaal van ‘kleine luyden’, die met weinig begonnen en zichzelf opwerkten. Foto: Kobus Berkelaar als tuinman.

 

Meer informatie

Kobus Berkelaar werd op 13 juni 1930 geboren in de Schoolstraat als vierde in een gereformeerd gezin dat uiteindelijk elf kinderen zou tellen. Het gezin verhuisde wegens die gezinsuitbreiding naar de vlakbij gelegen Leliestraat. Vader Willem Jan Berkelaar (1896-1960), die aanvankelijk begonnen was als kruidenier, zag zich door de crisisjaren gedwongen zijn zaak te sluiten en ging als knecht in loondienst bij de bakker en de melkboer-langs-de-deur.

Berkelaar stuurde zijn kinderen als een echte patriarch in een richting. De oudste zoon was voorbestemd melkboer te worden, de dochters vonden een betrekking bij ‘notabelen’ en zoon Kobus kwam na de Tweede Wereldoorlog op 15-jarige leeftijd als tuinman te werken op Landgoed Houdringe, destijds in bezit van baron van Boetzelaer. Het standsverschil was in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw nog duidelijk zichtbaar. Het personeel diende de pet af te nemen als de baron langskwam en de bospaden dienden geveegd te zijn als hij een wandeling ging maken. Zijn kinderen mochten tot hun zestiende nog met hun voornaam worden aangesproken door het personeel, maar daarna moesten ze jonker en freule worden genoemd.

Naast zijn werk had hij zich intussen via de Anti-Revolutionaire Jongerenstudieclubs (ARJOS), de jongerenorganisatie van de gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij (ARP) via zelfstudie ontwikkeld tot een belezen man en een vaardige spreker. Op de Leliestraat kwamen onder meer de latere CDA-staatssecretarissen Louw de Graaf en Jan van Houwelingen bijeen om over actuele vraagstukken te spreken. Terwijl hun wegen elkaar kruisten in de landelijke politiek, trad Berkelaar in 1959 aan als hoofd tuindienst van het Stads Academisch Ziekenhuis Utrecht (SAZU), het huidige Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC). Hij bleef er tot zijn pensioen in 1995, toen het UMC inmiddels op de Uithof was gevestigd, en maakte zich geliefd door het groen te verzorgen en door patiënten met bloemen en planten te verblijden. Daarnaast diende zijn plantenkas als opvang voor jonge kinderen die behandeld werden bij de afdeling psychiatrie.

Bij al zijn werkzaamheden voor het ziekenhuis bleef hij een echte Biltenaar. Met zijn vrouw Mien van ’t Land, met wie hij in 1959 trouwde, betrok hij een woning op het Meidoornpad in De Bilt, de straat waar hij tot 2014 zou blijven wonen. Hij was al die tijd actief in de Biltse politiek, waarvoor hij in 1980 in de gemeenteraad kwam voor het zojuist gevormde CDA. Als typische CDA-er omschreef hij zichzelf als ‘iemand van het harmoniemodel’. Zo opereerde hij ook in de raad, waar hij niet zelden ‘harmonie’ zocht met de oppositie, niet altijd tot genoegen van zijn fractie waar toen al fractiediscipline hoog in het vaandel stond.

Zo had de gereformeerde voorman van de kleine luyden Abraham Kuyper (1837-1920) het graag gezien: een gereformeerde ‘selfmade man’ met slechts vijf jaar lagere school die het brengt tot lid van de gemeenteraad.

WJB