Op 30 november 1813 landde de Prins van Oranje bij Scheveningen. Napoleon was, zo leek het, definitief  verslagen in de Slag bij Leipzig (16-19 oktober 1813). Er kwam een eind aan de aanwezigheid van de Franse bezettingstroepen in ons land. Dat had ook belangrijke gevolgen voor de inwoners van Oostveen of Maartensdijk. [Schoolplaat van J.H. Isings over de landing.]

 

Meer informatie

Op 16 maart 1815 riep de Prins van Oranje. Willem I, zich uit tot koning der Verenigde Nederlanden (inclusief het latere België). Het gevaar dat Napoleon heette was echter nog niet voorbij. Er kwam pas rust nadat de dictator op 18 juni 1815 bij Waterloo verslagen was, een veldslag waarbij de latere koning Willem II zich onderscheidde. De herwonnen onafhankelijkheid had meteen na de komst van Willem I – voordat hij koning werd ‘Souvereine Vorst’ geheten – ook gevolgen voor de inwoners van de dorpen van Maartensdijk. De voorzitter van het gemeentebestuur, Maurits Jacob Eyck –  de zoon van de bekende patriot Adriaan Hendrik Eyck –  noemde zichzelf geen ‘maire’ (burgemeester) meer, maar ‘president‘.  Hij  moest al snel aan de slag om al snel na de landing van de prins te helpen bij de organisatie van het leger van de nieuwe staat.

Geld en mensen voor het leger

Ook in de gemeente Maartensdijk, de opvolger van het gerecht Oostveen, moest  geld worden ingezameld. Maurits Jacob meldde daarom  op 27 december 1813 dat een kist in het gemeentehuis geplaatst zou worden,  waarin geld kon worden gestort ‘ter verdediging van het vaderland’. Op 31 december 1813 werd door Eyck verordonneerd dat ‘alle manspersonen’ die tussen de zeventien en vijfenveertig jaar oud waren, zich melden moesten ten gemeentehuize. Inwoners van Maartensdijk, de  Achterwetering en de Nieuwe Wetering  zouden daar op maandag 3 januari 1814   worden ingeschreven en een nummer krijgen Op 4 januari 1814 moest hetzelfde gebeuren met ‘manspersonen’ die in Groenekan, Blauwkapel of aan de Biltstraat woonachtig waren. Wie niet verscheen zou zich de ‘gevolgen van zoodanig misdadig gedrag’ op de hals halen. Op 6 januari 1814 deelde Eyck mee, dat gehuwden niet hoefden komen opdraven.

Op 17 en 19 januari werden allen die ingeschreven waren voor het leger (de ‘landmilitie’), opgeroepen om naar het gemeentehuis ‘aan den Maartensdijk’ te komen. Ook gehuwden moesten zich, mèt hun trouwakte, melden. Dat gold ook voor lieden die een  remplaçant of nummerverwisselaar hadden  gevonden die voor hen in de plaats wilde dienen, evenals lieden die de enige broer waren van iemand die al in het leger diende. Op 22 februari en 5 maart werden dertien Maartensdijkers opgeroepen om werkelijke dienst te gaan doen. Onbekend is hoe het hen verging tijdens bijvoorbeeld de Slag bij Waterloo.

Belastingheffing voor het leger

Op 16 maart 1814 kwam het gemeentebestuur bij elkaar op het gemeentehuis, mogelijk de voormalige schepenbank. Eyck noemde zich toen ‘burgemeester’, de raadsleden heetten ‘municipale raden’.  Het gezelschap, bestaande uit Eyck, P.H. Telghorst, Cornelis Versteeg, Ari van Dijk, Hendrick Spelt en Reyer van Dijk, besloot bij de Maartensdijkers 1213 gulden belasting te heffen op het ‘personeel en mobiliair’. Dat geld was bestemd voor de ‘landmilitie’, het leger.

Feest

Toen was het tijd voor het regelen van feestelijkheden. Die werden voorzien op 18 november 1814. Die dag werd gekozen omdat dit de verjaardag was van de vrouw van Willem I, Wilhelmina. Een jaar en een dag eerder, op 17 november 1813, was de proclamatie van Gijsbert Karel van Hogendorp voorgelezen,  die begon met de woorden:  ‘Oranje boven! Holland is vrij’.  Bepaald werd op 16 maart 1814 door Eyck c.s., dat er op 18 november 1814 klokken zouden worden geluid en dat er in de avond ‘eene illuminatie plaats [zou] hebben voor degenen die daardoor hunnen vreugde aan den dag willen leggen, waarin de Burgemeester hen zal voorgaan.’ Een illuminatie is een  ‘feestelijke verlichting in de open lucht’.  Eyck vond het nodig om duidelijk te maken dat de voorziene feestelijkheden niet uit de hand mochten lopen en binnen ‘de grenzen van welvoegelijkheid ’moesten blijven.

Na Waterloo

Op 14 juli 1815 lezen we de weerklank van de Slag bij Waterloo van een maand eerder.  Eyck kondigde die dag de benoeming van een commissie aan, die op de inzameling voor terugkerende gewonden moest toezien. Voor de originele bron klik men aan: Maartensdijk in roerige dagen 1813-1815

Voor meer informatie over Maurits Jacob Eyck klikke men HIER.

AD

 

Bron:

Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, toegang 1033, Gerecht Oostveen, 1639-1811, nr. 7 Notulen van het gerecht, sinds 1811 gemeentebestuur, met verbalen van de maire  en de schout c.q. burgemeester, 1794 – 1817.