Het onderwijs vond in de middeleeuwen plaats in het Vrouwenklooster. In 1652 werd er bij de nieuwe, hervormde kerk een school gebouwd, waar de koster de schoolmeester was. Het was ook het huis van de koster. Afbeelding: Reconstructie van het schoolhuis in de zeventiende eeuw door J.H.W. Meijer.
Al voor de bouw van de kerk werd er in De Bilt school gehouden. Onderwijs was een zaak van de kerk. De oudste vermelding is van driehonderd jaar eerder, in 1352, toen de priester Steven van Assche door het vrouwenklooster werd betaald om les te geven. We mogen aannemen dat de school in het Vrouwenklooster gevestigd was. Later werd de schoolmeester mede betaald door het klooster Oostbroek en het Gerecht van De Bilt.
Toen de katholieke godsdienst in 1580 verboden werd, ontstond er een onduidelijke situatie. Onderwijs was nog altijd een zaak van de kerk, maar nu de hervormde kerk, die geen kloosters had. Het was niet altijd duidelijk of de geestelijken nog een beetje katholiek, gereformeerd of zelfs Luthers waren. Het bezit en de verplichtingen van de kloosters was overgenomen door protestantse rijke burgers. In het begin van de zeventiende eeuw klaagde de schoolmeester dat hij te weinig geld had. Hij kreeg ongeveer 80 gulden per jaar voor zijn functie.
In 1652 werd bij de nieuwe kerk het huis van de koster gebouwd, die ook schoolmeester was. De school die daarin gevestigd was, bestond uit een lokaal van 5,5 bij 6,5 meter, waar aanvankelijk 35 leerlingen les kregen. Met de groei van het dorp steeg het aantal kinderen wel tot 125 en toen was de ruimte wel erg klein. De kinderen konden niet worden afgeleid door de buitenwereld want de vloer (eerst plavuizen, later klinkers) lag lager dan de omgeving en de ramen waren gedeeltelijk afgeschermd.
Bij de school was ook een stal en een bijgebouwd secreet (toilethuisje), maar je moest naar buiten om er te komen. Er was een schoorsteen in het lokaal, dus het werd in de winter verwarmd. In vergelijking met de andere dorpen in de provincie was dat een luxe situatie.
De koster leerde de kinderen letters en cijfers, de catechismus en de psalmen. Het was niet voor alle kinderen hetzelfde onderwijs: de ouders betaalden 4 stuivers per maand voor lezen, 61/2 stuiver voor lezen en schrijven en 10 stuivers als er ook rekenen in het pakket zat.
In de zomer was er een paar maanden geen school. De koster zei dat hij er niet voor betaald werd en het is waarschijnlijk dat de kinderen op het land hielpen.
De classis, het regionale bestuur van de kerk, schreef in 1661 dat de schoolmeester en zijn vrouw vrome lieden waren. Hij had wel een bijbaantje: hij tapte bier.
Gingen er veel kinderen naar school? In 1799 waren er in de zomer 60 leerlingen en in de winter 90. Datzelfde werd vastgesteld in 1811. Maar welk deel van de kinderen ging er naar school?
Dat weten we niet precies maar we weten wel wie er een beetje konden schrijven. Men heeft nagegaan, hoeveel mensen in 1811 en 1812 hun huwelijksakte ondertekenden als ze gingen trouwen. Van de katholieken was dat ongeveer een derde, van de protestanten iets meer. Gemiddeld kon 36% van de mensen die trouwden, hun eigen naam schrijven.
DAB
Literatuur:
E.P. De Booy, De weldaet der scholen, Het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19de eeuw, Utrecht 1977.
J.W.H. Meijer, Kleine historie van De Bilt en Bilthoven, Bunnik 1995.