Afbeelding: Hoeve De Tolboom voor de grote brand in 1934. Uiterst rechts is een bakhuis te zien, achter de boerderij een hooimijt. Foto: Familie Laros – van Amerongen.
In 1917 betrokken Ries van Amerongen en zijn vrouw de pachtboerderij De Tolboom aan de Eikensteeg in Maartensdijk. De boerderij was in 1914, na verkoop door Copijn uit Groenekan, in eigendom gekomen van de Jonkheer Ernestus De Pesters, die toen ook het Landgoed De Zwaluwenberg in Hilversum in bezit kreeg. Voor particuliere eigenaren als De Pesters gold grondbezit als beleggingsmateriaal. Er werd land- en bosbouw op bedreven en het bos- en heidegebied werd tevens geëxploiteerd als recreatiemarkt voor de zomermaanden.
Onderdeel van het grondgebied van De Pesters was een areaal van 80 ha aan zogeheten mijnhout, dat zich uitstrekte vanuit Hilversum tot aan Maartensdijk aan toe. Het bestond uit grove dennen die waren aangeplant om zandverstuiving te voorkomen.
Mijnhout was indertijd een belangrijk bouw- en stutmateriaal voor de opkomende mijnindustrie in Zuid-Limburg. In datzelfde jaar 1914 was begonnen met de bouw van de kolenmijn Oranje Nassau III in Heerlen. Drie jaar later, in 1917 en vlak bij de Duitse en Belgische grens, werd de eerste steenkool naar boven gehaald. Of het Maartensdijkse dennenhout is gebruikt voor de bouw van deze mijn is qua transport en logistiek wel mogelijk; station De Bilt beschikte vanaf 1886 over laad- en losgelegenheid.
Ries van Amerongen werd pachtboer van Jonkheer De Pesters in het derde jaar van de Grote Oorlog. Van meet af aan had Nederland zich daarin ‘neutraal’ verklaard om geen partij te hoeven zijn tussen Duitsland en de geallieerden. Maar de economie had zwaar te lijden onder de internationale strijd die vlak aan de lands- en zeegrenzen werd uitgevochten.
Schrale heidegrond
De zogenoemde Oorlogsarmoede en de werkloosheid waren groot en gemeenten zagen zich gedwongen om werkverschaffingsprojecten uit te geven. Vele mannen waren voortdurend gemobiliseerd om de landsgrenzen te bewaken, het voedsel was schaars en op de bon. Daar kwam nog bij dat de Nederlandse staat aanvankelijk de zorg droeg voor een miljoen oorlogsvluchtelingen uit België. De pachtboerderij van Van Amerongen stond op voormalige heidegrond en de schrale bodem bracht weinig op.
Lex van Boetzelaer: Toen Ries van Amerongen op De Tolboom door armoede en schaarste gekweld de pacht niet meer kon betalen, wilde hij opzeggen om naar een boerderij in Driebergen te verhuizen. De Jonkheer De Pesters vond echter dat hij moest blijven, desnoods zonder huur te betalen. Hij vroeg Van Amerongen of hij niet iets ‘bijzonders’ te verkopen had. Het toeval wilde dat één van zijn varkens was gedekt door een wild zwijn en biggetjes met strepen had gekregen. De Pesters adviseerde om een bordje bij de weg te zetten dat het publiek voor 10 cent de biggetjes mochten komen bekijken, en dat had resultaat. De verpachter heeft zijn pachter door de armoede heen getrokken.
De boerderij De Tolboom kwam na het vertrek van De Pesters in eigendom van de familie Van Boetzelaer, zodat de familie Van Amerongen een nieuwe verpachter kreeg. In de jaren ’30 heeft er nog een hevige brand gewoed. De Tolboom heet tegenwoordig Boerderij Eyckenstein en de huidige pachters zijn Jacob Beeker en zijn gezin.
Station De Bilt 1886: (Kleine Historie van De Bilt en Bilthoven – J.W.H. Meijer)
Peter-Paul Winter (Spoorwegmuseum Utrecht): Ik denk dat het mijnhout destijds op de laad- en losweg van het station op goederenwagens werd geladen en dat die wagens getrokken door een stoomlocomotief naar Limburg werden gebracht
VC
Bronnen:
Lex van Boetzelaer en Teunie Laros – van Amerongen (Canada)
Fred Meijer, Peter-Paul Winter (Spoorwegmuseum)
Werkloosheid tijdens de Eerste Wereldoorlog – Historiek
Hoe beleefde Nederland de Eerste Wereldoorlog – NPO -Kennis
De Zwaluwenberg – Wikiwand