Afgebeeld is een belangrijke Franse generaal uit de tijd van Napoleon, Emanuel de Grouchy, portret van de hand van Georges Rouget uit 1835 (Palais de Versailles/Wikipedia). Grouchy, die in 1815 maarschalk zou worden, kocht omstreeks 1808-1810, ten tijde van koning Lodewijk Napoleon, een model van de uitvinding van de Westbroekse boerentimmerman Jan de Groot. Het was een mechanische karnmolen die met gewichten werkte.
Grouchy kocht De Groots uitvinding voor 50 gulden en nam hem in 1810 mee naar Parijs. De Groot kwam op het idee nadat hij eerder een mechanische wieg had ontworpen, om op die manier niet in zijn nachtrust gestoord te worden. De Groots vinding kreeg landelijke aandacht. We lezen over De Groots activiteiten in de Bredasche Courant van 25 november 1841. Daar vertelt een buurman, landeigenaar Th. H. Pauw, die in 1808 op het huis Alphen-Hof te Westbroek woonde:
Jan de Groot, bezwaard met een talrijk huisgezin, vermoeid thuiskomende, was het des ‘s nachts zeer onaangenaam, door het geschrei van zijn kind in de voor zijne bedstede staande wieg liggende, gedurig wakker gemaakt te worden en in zijne verlangde en noodige rust zich gestoord te zien , terwijl hij door het nu en dan ter verpoozing zijner huisvrouw aan het wiegekoord te trekken, op een middel bedacht wierd om zulks te voorkomen. Toevallig komt hij in een keuken waar een loopend spit in werking was, dat te zien en zijnen geest daarop te spitsen was het werk van denzelfden oogenblik; hij komt thuis, gaat aan het werk en binnen weinige dagen had hij voor het in beweging brengen der wieg hetzelfde uitgevonden als den Heer van Loon; de wieg wordt in beweging gebragt en loopt een kwartier uurs, zijn kind slaapt en blijft in rust.
Zijn genie moet daar niet in berusten: hij houdt een koe voor zijn huishouden die hem melk en boter geeft, zijne dochters beurtlings staan aan den karnmolen, een paard er voor te houden is hem te kostbaar, maar het loopend spit — de wieg — zijn zijne wegwijzers; in zijn achterhuis zooveel hem de plaats voor zijn timmermanswinkel over laat, graaft hij eene diepte om het gewigt van lood, ijzer, steenen en wat al zwaarte kan aanbrengen te kunnen innemen, van zoodanige hoogte als dat boeren achterhuis hem maar eenigsins veroorlooft. Hij maakt een karnmolen — en zijne uitvinding gelukt volkomen, het opgewonden kabeltouw duurt 20 a 22 minuten — nog eenmaal opgewonden en den tijd van een uur benoodigd tot het maken en afscheppen van room en boter, is naar wensch ten einde gebragt.
Het complete verhaal kan men lezen door de volgende link aan te klikken: De uitvinding van Westbroeker Jan de Groot
Hieronder ziet men een afbeelding van een karnmolen als die van Jan de Groot (uit het zesde deel van Berkhey’s Natuurtlijke Historie van het Rundvee).
AD