De forten Ruigenhoek en Voordorp werden doorgaans door een fortbewaker bewaakt. Een enkele keer was er ook een compagnie; 100 tot 150 man waren dan op het fort aanwezig. Op de afbeelding is een oefening te zien in 1909 bij Lunetten die niet afgeweken zal hebben van die bij Voordorp en Ruigenhoek. (Utrechts Archief, catalogus nr. 601264, foto van G. CH. Smeekes)

 

Meer informatie

Alleen wanneer er grootscheepse oefeningen werden gehouden, was het fort op volle oorlogssterkte, zoals tijdens de elders behandelde oefeningen van 1881. Het Utrechts Nieuwsblad vergeleek op 6 januari 1897 de bewegingen van de fortenbezettingen met ‘de beroemde historie van de wandelende jood’. In dit dagblad kon men lezen over de verhuizing in mei 1892 van drie in Arnhem gestationeerde compagnieën naar de forten Ruigenhoek, Blauwkapel en Voordorp. Oorlogsbezetting was er bijvoorbeeld in augustus 1912. Het Utrechtsch Nieuwsblad van 24 augustus berichtte onder de kop ‘Oorlogsbezetting op het fort Voordorp over ‘méér levendigheid’ bij fort Voordorp ‘dan daar in den regel valt waar te nemen’:

Op het oogenblik liggen in het fort [Voordorp] plm. 250 man, hoofdzakelijk infanterie en vestingartillerie, verder hospitaalsoldaten, ziekendragers, telefonisten enz. Deze legermacht vormt een formeele oorlogsbezetting van het fort, zooals zij ook in werkelijkheid, wanneer onverhoopt vijandelijke troepen ons land mochten binnenrukken, op Voordorp zou worden geconcentreerd. Nu ligt het in de bedoeling de militairen die aan deze manoeuvre op zéér bescheiden schaal deelnemen, volledig te oefenen in de fort bezetting ten tijde van oorlog […] Alleen het in orde brengen van zoo’n fort, het brengen in staat van verdediging, eischt eenige dagen tijd; men is er dan ook reeds van af den 20sten Augustus (de eerste dag van de mobilisatie) bezig het interieur te herscheppen in een toestand die het mogelijk zou maken heden den vijand het hoofd te bieden. Er moeten beddingen (vloeren) worden gelegd voor het zware geschut, waschplaatsen worden gemaakt voor de manschappen, privaten worden ingericht, het magazijn voor levensmiddelen moet worden gevuld, de wallen moeten inwendig steil worden gemaakt [evenals het terrein buiten het fort] […] er moet  voor zoover dat mogelijk is, worden gezorgd voor een onbelemmerd uitzicht, er moeten versperringen worden aangelegd. […] Het verblijf op een  fort is nu niet bepaald zoo buitengewoon aangenaam. Men zit vrijwel onder den grond, in bomvrije lokalen, die uit den aard der zaak zéér primitief zijn ingericht. Daglicht is er voor een minimale hoeveelheid, bij donker weer branden er lampen en de ruimte waarbinnen men zich bewegen kan, is gelet op de sterkte der bezetting, ruim 250 man, niet al te groot. De kok bijvoorbeeld die in een bomvrije ruimte de pot moet klaarmaken, kan zich ternauwernood bewegen’.

AD

U bevindt u op de Rondleiding over de Hollandse Waterlinie. Voor het vervolg klik HIER.