De Vlaamse dichter René De Clercq was vrijwel direct na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) met zijn gezin uit zijn woonplaats Gent naar Nederland gevlucht. In Bussum maakte hij kennis met de familie Pieck-Binnendijk en hun vier dochters. De vriendschap werd in 1932 afgebroken door het plotselinge overlijden van René De Clercq in het huis van Adri Pieck in Hollandsche Rading. Hierboven: zijn grafmonument. Hieronder:  De Clercq op zijn sterfbed, getekend door Adri Pieck. Voor meer informatie over haar, zie: Adri Pieck, schilderes .

 

Meer informatie

René De Clercq was in 1877 in Deerlijk in West-Vlaanderen geboren. Hij maakte in zijn studententijd naam als volksdichter en later ook als schrijver van toneelwerk en een enkele roman.
Hij week uit naar Nederland en kwam in 1916 nauw in aanraking met het activisme, een stroming onder de Vlamingen die meende dat van de Duitse bezetters meer rechten voor het Vlaamse volk te verkrijgen waren dan van de eigen naar Frankrijk uitgeweken Belgische regering. In 1918 bleek dat men op het verkeerde paard had gewed. De activisten werden vervolgd en de Clercq werd bij verstek ter dood veroordeeld.

De Clercq begon in Bussum een kunsthandel. Hij onderhield nauw contact met de familie Pieck, ook toen de familie naar Hollandsche Rading verhuisde. Zij woonden Tolakkkerweg 5. Het huis bestaat niet meer; de nummers 5 en 5a zijn nieuwe woningen. Over die hechte vriendschap schreef Betty, een van de dochters: ‘Zeventien jaar heeft hij ons leven mooier en rijker gemaakt’.

Op 12 juni 1932 stierf René De Clercq ten huize van de kunstschilderes Adri Pieck aan een hartstilstand. De Clercq werd op het kerkhof in Lage Vuursche begraven in een graf dat al bezit was van de familie Pieck. Vrienden van De Clercq besloten hem met een grafmonument te vereren. De Vlaamse beeldhouwer Jozef Cantré (1890-1957), een vriend van De Clercq en ook een oud-activist, maakte een expressionistisch beeld, dat René De Clercq voorstelde in geknielde houding met in zijn ene arm zijn dichtbundel De Noodhoorn en zijn andere arm uitgestrekt naar de grond, zijn dierbare Dietse grond, dat wil zeggen het gebied Vlaanderen en Nederland.

Bij de onthulling in 1936 van het beeld, dat in de volksmond al snel de bijnaam ‘de aap’ kreeg, ontstond ernstig verschil van mening over de politieke kleur van De Clercq. Een grote groep leden van de Nederlandsche Nationaalsocialistische Beweging (NSB) onder leiding van mr. A. J. van Vessem was bij de plechtigheid aanwezig en claimde De Clercq als NSB’er. Zij brachten bij het zingen van het Wilhelmus de nationaalsocialistische groet met de gestrekte arm en hand. Van de weeromstuit balden Marcel Minnaert, oud activist, bekend sterrenkundige en overtuigd communist en Jozef Cantré, overtuigd socialist, de vuist. Nu had De Clercq als activist geen helder politiek inzicht getoond, maar hij was zeker geen nationaalsocialist. Zijn politieke sympathie was eerder gericht op het socialisme. Wel hebben de nationaalsocialisten tot 1945 geprobeerd naam en werk van De Clercq in hun voordeel te gebruiken. In 1982 waren de grafrechten in Lage Vuursche vervallen. De Stichting René De Clercq heeft toen de stoffelijke resten overgebracht naar Deerlijk, ook het beeld vervaardigd door Cantré is meegegaan.

PvH

Literatuur:
Koen Hulpiau, De Clercq een monografie. Gent 1987.
Joost Vandommele, René De Clercq. Een romantisch dichter in het oog van de wereldstorm. Deerlijk 2006.
E. Depenbrock, Het leven van Gretha en Adri Pieck. Weesp 1983
M.J.A. Heide, A.F. Pieck Dagboek, 1917-1920 en Betty Pieck, Herinneringen aan René De Clercq. Gooiberg Pers 1993.

Spring naar toolbar