Afbeelding: Difterie en kinkhoest waren in de jaren ’50 gevreesde ziekten voor kinderen en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid startte daarom de Rijksvaccinatiecampagne. Foto: RIVM, bron: De Volkskrant.
Tijdens de oorlogsjaren is het Rijksinstituut voor Volksgezondheid nog in Utrecht-stad gevestigd. Het onderzoek richt zich op zaken als de voedingswaarde van bloembollen en de surrogaten van thee en tabak: oorlogsonderzoek derhalve. Wegens het gebrek aan financiële middelen loopt het onderzoek naar ziekten en ziektepreventie steeds verder terug. Ook aan capaciteit en werkruimte is gebrek. Na de oorlog echter krijgt krijgt instituut een stevige financiële injectie van 3,5 miljoen gulden vanwege het Amerikaanse Marshallplan. Doel van het geld is om Nederland weer zelfstandig te maken in de productie van bloedserums en vaccins. Overigens wordt vanuit de VS tevens een bijdrage verwacht aan het militaire apparaat van de NAVO.
Het ruimtegebrek kan worden opgelost door in 1953 in het naburige Bilthoven een volledig nieuw gebouw te betrekken. Daarmee ontstaat er een keerpunt en de vaccinproductie neemt snel toe, onder meer in de strijd tegen polio en pokken. Een landelijke inentingscampagne tegen polio is het begin van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). Er wordt tevens gevaccineerd tegen difterie, tetanus, kinkhoest. Door de jaren heen is het pakket uitgebreid met vaccinaties tegen bof, mazelen, rode hond, Influenza (griep), meningokokken, hepatitis B en baarmoederhalskanker. Ze werden en worden verstrekt door consultatiebureaus, die tegenwoordig deel uitmaken van het Centrum Jeugd en Gezin of de GGD.
VC
Bron: 110 Jaar RIVM
Marshallhulp: Tussen 1948 en 1952 maakten de Verenigde Staten voor 13 miljard dollar aan geld, goederen en expertise over aan Europa. Ons land was grootontvanger en kreeg 1127 miljoen dollar ofwel 109 dollar voor iedere Nederlander.